3906. Aan J. van der Woude: Den Haag, 12 december 1939
Den Haag, 12 Dec. '39.
Beste Van der Woude,
Nog steeds zie ik uit naar bericht van je. Is het nu uitgemaakt, dat Veen de Multatuliana neemt? Ik vraag dit omdat gisteren een brief hier binnenkwam van dien heer Ett, die zich ook met deze dokumenten bezighield. Ik heb hem geschreven dat mijn ms. al naar den uitgever is (hij zelf zegt eind volgend jaar pas klaar te zullen zijn). Maar hij wees mij nog op andere dokumenten en zegt dat hij mij nu maar zijn gegevens zal afstaan - kortom, ik wil hem niet ‘berooven’, maar aangezien hij mij spreken wil, kan ik altijd gaan kijken wat soort man het is en wat hij precies wil.
Met het oog op dit alles had ik toch wel graag zekerheid en zoo spoedig mogelijk. Ik heb Stols nu eig. zoo'n beetje de bons gegeven voor Veen, dus Veen moet het nu maar echt doen. Zoodra ik dien Ett gesproken heb, zal ik je berichten hoe de zaak eruit ziet, - want vind ik, of krijg ik, door deze ontmoeting nog wat meer interessants (véél zal 't niet zijn), dan zou 't natuurlijk zonde zijn dat niet in het boek bij Veen op te nemen. Zou je me in dat geval willen helpen door me 't ms. nog even terug te sturen?
Ik kan Veen ook persoonlijk spreken als ik in Amsterdam ben. Of is hij bang, als jij er niet bij bent?
Enfin, ik hoor graag wat van je over deze uitgeversplannen. Stuiveling heeft de W.B. gepolst over de Multatuli-uitgave en meent dat