Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3884. Aan C. de Hart: Den Haag, 26 november 1939Den Haag, Nov. '39. Geachte Heer De Hart, Waarom nog steeds geen antwoord op mijn vraag of u de opdracht van mijn boekje aanvaarden wilt?Ga naar voetnoot* Ik begin te gelooven dat u boos op mij bent, ook al omdat ik niets meer van u hoorde sinds ik u de Mult.-bloemlezing van J. Vogel terugzond. Kan dit in verband staan met het terugzenden van die bloemlezing? Als u meent grieven tegen mij te hebben, zegt u mij die dan gerust. Ik ben me niet bewust verkeerd gehandeld te hebben, of het moest zijn dat ik u te eerlijk en op den man af gezegd heb wat ik van die bloemlezing dacht. Maar ik moest u toch zeggen wat ik ervan dacht, en vermoedde niet dat dat ù grieven zou. Ik heb integendeel gedacht ù alles te kunnen zeggen, waar ik den heer Vogel zou hebben moeten ‘sparen’; en het was om hem niet te grieven, dat ik ù dat pak terug- | |
[pagina 344]
| |
zond. U kent hem, u had hem gesproken en kon hem mondeling zeggen dat ik mij ‘met zijn keus niet vereenigen kon’ of iets dergelijks. Het was mijn bedoeling nu juist precies niet iemand te grieven, noch den heer Vogel noch u. Mocht ik mij hierin vergist hebben, dan spijt mij dat, maar dan ligt de reden van die vergissing eenvoudig in het feit dat ik meende ù onomwonden te kunnen zeggen welke indruk die bloemlezing op mij maakte. Nu nog zou ik niet goed begrijpen waarom u boos geworden zou zijn, omdat ik u dat precies geschreven heb; misschien bent u het trouwens niet, - maar waarom dan dit zwijgen? Ik had haast, uit Bergen weg te komen en wilde u het pak van daaruit nog sturen. Ik ontving het om 9 uur en bracht 1½ uur door met het te bestudeeren. Toen schreef ik u dien brief en bracht het pak naar de post, want mijn trein ging omstreeks 1 uur, en mijn koffer was nog ongepakt. Van het eerste oogenblik af was die bloemlezing mij onsympathiek. Allereerst de titel al: Multatuli voor de 20e Eeuw. Daar zit zooiets in van: ‘Ik heb hier uitgemaakt wat er van Multatuli nog goed is, en wel voor de 20e eeuw’. Me dunkt: die 20e eeuw kan zich dan vergissen ten opzichte van Multatuli; ofwel, waar nog méér kans op is, de heer Vogel, die appart met 2 p's schrijft, die nauwelijks zijn zinnen kan doen loopen, vergist zich èn ten opzichte van wat er nog goed is in Multatuli èn ten opz. v. de smaak van de 20e eeuw! Die titel leek me pretentieus. Daarna sloeg ik den tekst op en zag dat de spelling van Mult. was vereenvoudigd. Men heeft dr. Donkersloot nu juist verwijten gemaakt dat hij dat deed in zijn (zeer eigengereide) uitgave van Woutertje,Ga naar voetnoot1. en nu zou dit hier weer gebeuren. Na een pretentieuse titel, een vrijpostigheid - een onwetenschappelijke vrijpostigheid bovendien - tegenover Mult.'s spelling. Dan de keuze zelf Het eerste wat ik zag was: hfdst. 1 en 2 van de Havelaar aaneen en dan opeens:... de staart van de Havelaar; alsof Multatuli dààr opeens Droogstoppel had toegeroepen te zwijgen, - wat volkomen vervalschend is, en een onverantwoorde ‘compositie’ van den heer Vogel. Erger: niet de staart van de Havelaar volgde, maar... de helft daarvan! Vindt u dit niet voldoende om die bloemlezing af te keuren? De | |
[pagina 345]
| |
rest was heelemaal door elkaar gesmeten: vrij onbelangrijke briefjes van en aan Fancy, en dan weer dingen uit andere bundels. Van chronologisch verband schijnt de heer Vogel niets te beseffen. Die bloemlezing van hem zag eruit als het werk van een jongen die een bouwdoos uit elkaar heeft genomen en er gezellig mee gespeeld heeft, maar er geen idee van heeft hoe de stukken weer in de doos moeten. Je kunt natuurlijk met fragmenten uit Multatuli altijd wel een boek maken. De vraag is alleen of dat boek, ook door zijn eigen verband, nog eenig verband houdt met het werk van Multatuli. Is een bloemlezing (op zichzelf tòch al hachelijk) niet een soort verkorte reproductie van het oeuvre, dan is ze ook niet meer dan een knutselwerkje ten pleziere van den samensteller, en die indruk maakte déze bloemlezing van a tot z. Vandaar dat ik het werk ‘beyond help’ vond, zooals ik u schreef. Het zou mij onaangenaam zijn als u mij mijn opinie kwalijk nam, - of dat ik u die precies kennen deed, - of dat ik geen lust had mijn naam te verbinden aan dit werk. U kunt toch moeilijk van mij vergen dat ik niet alleen mijn naam geef aan een werk dat ik slecht vind, maar ook dat ik dit slechte werk propageeren, aanbevelen zou, wat hier toch het geval zou zijn? Ik hoop dan ook ten zeerste dat ik mij vergis en dat uw zwijgen een andere reden heeft. Werkelijk, ik ben u te vriendelijk gezind om u ook maar even te hebben willen grieven. Vandaar dat ik u hierbij al, ongevraagd, een uitleg geef, die ik u in Bergen niet meer schrijven kon, omdat ik haast had en weg moest. Geloof mij, met vriendelijke groeten, steeds gaarne uw dw. EduPerron
P.S. - Mocht u èn voor uzelf èn voor het Mult. mus. afdrukken willen hebben van de door den heer Van Moerkerken voor mij gemaakte foto's (van die twee portretten), dan kan ik hem natuurlijk vragen nòg een afdruk te maken en u die te bezorgen; hij woont in Amsterdam. |
|