Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3852. Aan J. Greshoff. Bergen, 9 november 1939Bergen, 9 Nov. '39. Beste Jan, Eindelijk kom ik ertoe je te schrijven. Je brief aan mij was al niet vroolijk, maar van Jany en Menno hoorde ik sindsdien dat je ‘zwart-pessimistische’ brieven schreef, die ik echter niet te zien kreeg. Blijkbaar heeft de een of andere verschuiving plaatsgehad, waardoor ik meer in 't tweede gelid van deze vriendschapsbetrekkingen kwam te staan, hetgeen après tout ook weer niet zóó verwonderlijk, na 3 jaar afwezigheid. Met Jany en Menno zelf, die ik nu natuurlijk terugzag, gaat het weer als vanouds, maar met Henny bv. - die nog steeds | |
[pagina 308]
| |
in Frankrijk zit - voel ik ook den afstand. Je weet op 't laatst niet meer wèlke concrete dingen je elkaar moet schrijven, en met goede gevoelens alleen vul je alleen goed een liefdesbrief. Intusschen, ik vind het ellendig genoeg dat je daar zoo weinig gevonden hebt wat je zocht. Kwel je nu maar niet over Europa; praat met dien Van Wijk Louw,Ga naar voetnoot1. als dat dan de eenige is, en aangezien je, zooals Jany me zei, ‘alleen nog maar in je verleden leeft’, profiteer van deze geestesgesteldheid èn je isolatie om je mémoires te schrijven, die je al aangekondigd hebt. Waarom kan dàt niet, als 't klimaat en de rest verder goed is? daar heb je niemand bij noodig. Die titel: In den winkel van Sinkel vond ik wat al te uiïg, of was 't ook als grap bedoeld? Ik las 't toen in de Telegraaf.Ga naar voetnoot2. (Heb je 't hart van Buning willen stelen, dan had je inderdaad niet beter kunnen vinden, zoo volksch en nationaal!) Je hàd ons bijna in Kaapstad zien verschijnen. Toen we in Port-Saïd van onze boot moesten, die engelsch was en in convooi doorging, zoodat wij als niet-Engelschen ongewenscht werden, hebben we er even over gedacht om naar Kaapstad te gaan. Maar de boot die dien kant uitging, deed er nog een maand over en had alleen nog maar plaats voor dekpassagiers. Bovendien was volstrekt niet zéker dat we in K. zouden mogen blijven, omdat we daarvoor een belangrijke som moesten storten bij den holl. consul in Port-Saïd en dat geld hadden we niet. - En daarbij, we dachten: kom, laat ons nu maar doorgaan en zien en meemaken wat ze in Europa gaan uitspoken. Die oorlog had de spanning er bij ons ook uitgehaald. Het is ongelooflijk, zoo rustig als de menschen geworden zijn, nu de oorlog er is. Weet je nog den raad van Stendhal: ‘Et ne passez pas votre vie à avoir peur’.Ga naar voetnoot3. Ik had in Indië al zeer duidelijk de wil om me in niets meer te laten beïnvloeden door wat die meneer Hitler ging doen of niet-doen; tenslotte zijn we dan ook blij dat we hier zijn. Op het oogenblik is er weer dreiging aan de lucht. Tot op 3, 4 dagen geleden merkte je van den oorlog eig. niets, dan dat er wat boerejoeïen in uniform gestopt rondloopen, die zich duidelijk vervelen, en dat je af en toe wat minder suiker in je koffie kreeg. Nu vreest men weer ‘voor den bliksemoorlog van Oldenzaal tot Vlissingen’ en ieder heeft zoo zijn theorieën over wat Duitschland en | |
[pagina 309]
| |
Engeland dan zullen doen, en of D. ons achter onze waterlinie verachtelijk links zal laten of toch platschieten, enz. Als deze brief je bereikt, ben je door de kranten alweer ingelicht, denk ik; dan is de dreiging alweer van de lucht,Ga naar voetnoot* of wij zijn, God weet, allemaal weggeboend en dood of mof. Het lijkt een slechte sfeer om in te werken; alles lijkt op deze manier onwezenlijk; maar toch, ik heb hier in Bergen stapels artikelen voor 't Bataviaasch Nieuwsblad en voor Kritiek en Opbouw gepend (om weer wat geld in 't laadje te brengen, wat nr 1 betreft) en vanavond gaan we - voor Bep en mij voor de éérste keer sinds we Europa weer betraden - met Jany in Alkmaar naar de bioskoop.Ga naar voetnoot4. Toen we hier pas waren (we zijn 21 Sept. in Vlissingen geland, ondanks alle overstapperij, opbrengerij en zoo toch maar 9 dagen te laat) heb ik het halve land doorgereisd, om iedereen op te zoeken, ook Vestdijk in Doorn, en ik was ook een paar dagen in Brussel voor Gille. Bep is toen naar Bergen gegaan; we zouden hier een weekje blijven, maar vonden het beiden hier zóó heerlijk, dat we er nu nog zitten. Bep knapt hier eindelijk op; ik was al een heel eind op dreef na de bootreis, en ofschoon ik een week geleden 40 ben geworden, voel ik me hier gewoon 20 jaar jonger dan in Indië. Als de moffen niet alles verpesten, gaan we tegen 18 dezer naar Den Haag, waar we dan eerst in pension gaan en waar ik dan op 't Rijksarchief ga beginnen met die paperassen over Dirk v.H. Werkelijke plannen hèbben we niet. Misschien blijven we in Den Haag (Wassenaar ofbij Menno in de buurt, dat is eig. ook ‘buiten’); misschien komen we hier terug. Dat hangt af van het soort werk dat ik doen moet; of ik in de stad veel moet zijn of niet. Ik heb een ongelooflijke werklust, tusschen nu en 50 zou ik heel wat kunnen doen. Jammer misschien dat ik niet 20 jaar eerder werd geboren. Nu, Jan, schrijf mij ook eens, om te vertellen hoe 't jullie allen gaat - ook wat Atie, Jan en Kees doen - en waaraan je werkt. Laat Europa zijn strijd strijden en maak je niet, daarginds, beroerder erover dan wij 't ons hier doen. Heel veel hartelijks van ons voor jullie, een hand van je E. | |
[pagina 310]
| |
Mijn adres is: òf bij Jany, òf bij Batten, Sportlaan 125, Den Haag - Menno is nat. ook goed. Zoodra we een vast adres hebben hoor je 't. |
|