Brieven. Deel 8. 3 december 1938-9 mei 1940
(1984)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3621. Aan J. van Nijlen: Bandoeng, 22 januari 1939Bandoeng, 22 Jan. '39. Beste Jan, Hierbij dan het artikel.Ga naar voetnoot1. Ik schreef het gehaaster dan ik gewild had, hier en daar is het slordig van stijl, maar ik hoop dat er toch genoeg in gekomen is van mijn gevoel voor je werk. Ergens (na die aanhaling van ‘Borghese's tuin’) staat een opmerking die niet duidelijk is, vrees ik: ‘want in het onbekende van deze traditioneele kleur’... Dat moet zooiets zijn als ‘want in het onbekende van wat in deze traditioneele kleur geschilderd werd’ als ik me niet vergis. Wat je zegt van de ‘onnoozelheid’ van je eerste gedichten is werkelijk erg overdreven. Of liever, het is waar voor de twee eerste bun- | |
[pagina 67]
| |
dels,Ga naar voetnoot2. maar zéker niet voor Naar het geluk. Zoo'nGa naar voetnoot3. vers als dat wat eindigt met ‘Het regent, hoor, het regent zacht, de duiven // roekoeren in hun til’Ga naar voetnoot4. behoort tot het allermooiste wat je ooit maakte; ik heb die verzen vaak voor mezelf opgezegd en nooit verliezen ze hun bekoring voor me. En de sonnetten die ik in Heimwee n/h. Z. zette (uit Naar het Geluk) zijn al op-en-top ‘volwaardig’. Ik hóóp dat je mijn raad nog opvolgt!Ga naar voetnoot5. Bep en ik waren nu onlangs weer een week in Batavia, in verband met paperassen-nazoekerij voor dat verhaal van me over Dirk v. Hogendorp. We waren soms wee van de warmte, maar soms regende het ook, wat in Batavia altijd zalig is, dus alles bij elkaar zijn we wel moe maar niet afgemat teruggekeerd. Alleen ben ik nog steeds niet goed: dwz. wel geheel van die longontsteking bijgekomen, maar nu ook weer in het typische stadium van haf-overwerktheid waarin ik verkeerde vóór die longontsteking me kwam verrassen. De dokter zou willen dat ik nu nog een maand niks deed, maar dat houd ik in dit land niet uit: dat zou tè vervelend zijn. De echte kou mag ik nog niet in, tenminste in dit seizoen niet. Plannen? - we weten om zoo te zeggen niet wat we morgen doen zullen. Als we weggaan, hoor je 't natuurlijk. Mult. II is onderweg naar je; bloemlezing over de Compagnie volgt, wschl. over 3 weken. Het volgend deel over Indische belletrie, daar begin ik pas aan als ik merk dat dit eerste gaat. Neem dit voor heden voor lief. Ik schrijf later meer en beter. Houd je ferm, veel hartelijks van ons 3 voor jullie 4. Steeds je E. |
|