Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3497. Aan Soejitno Mangoenkoesoemo: Meester Cornelis, 28 juli 1938Mr. Cornelis, 28 Juli. Geachte Heer Soejitno, Afgesproken voor Zaterdagmorgen 10 uur. Ik heb een lijstje van vragen opgesteld, die ik ù doen wil, omdat wij toch langs elkaar heen zullen blijven praten zoolang ik niet weet wat ù zoekt in een europeesch schrijver (of de europeesche cultuur). Verder heb ik een zwakke poging gedaan om een geheel in elkaar te zetten dat u zou kunnen bestudeeren voor de 18e eeuw. Maar dat valt niet mee! Het is een mooi ding om zulke dingen te bepraten in het algemeene of absolute, maar praktisch zitten we hier in Ned. Indië en moeten roeien met de riemen die we hebben. U zou bijv. de Dictionnaire philosophique van Pierre Bayle althans moeten inzien - daar begint alles mee - maar is daar in heel Indië ook maar één ex. van? Ik heb (maar niet hier) een schooleditietje voor u van uittreksels uit de fransche encyclopaedisten; dat kan ik u uit Bandoeng sturen, als mijn boeken weer uitgepakt zijn. Vertalingen? Als die er zijn, zullen het hoogstwschl. vertalingen zijn in een ouderwetsch hollandsch, dat alle smaak en geur van het origineel wegneemt of vervalscht. - U kunt natuurlijk ook volstaan met een gids voor de geschiedenis van de wijsbegeerte (die van Casimir bv.); maar dat is wel èrg schoolsch en oppervlakkig. Zelfs denkers moet men proeven, niet alleen maar in doorsneden en omtrekken vertoond krijgen. Ook daar is de mensch altijd meer waard dan, en om zoo te zeggen 90% garantie voor, zijn ‘systeem’. Ik weet met dat al niet of het element kunst, schoonheid, buiten het nut of de leerling om, wel telt voor de jonge Javanen; zijn zij niet (al of niet met marxistische slogans toegerust) uitsluitend uit op het ‘goeroe’-schap in een schrijver? Gide is, ook als goeroe, zeer superieur aan Rolland: dwz. doordringender, oorspronkelijker, gecultiveerder, afgescheiden nog van zijn talent; - moediger zelfs, zooals hun beider houding onlangs wel bewezen heeft. Maar misschien | |
[pagina 418]
| |
verstaat ‘het oosten’ Rolland beter, want het is een feit dat deze man een soort hoogere instantie geworden is voor het heele Oosten, voor een Britsch-Indiër zoozeer als voor een Annamiet. - De heele vraag is dus: wat wilt u? De Europeesche cultuur zien en kennen om zichzelf, of alleen dàt eruit, wat het Oosten makkelijker ‘ligt’. Ik voor mij zou zeggen: het is nuttiger, zelfs als men die kennis verlangen zou om die cultuur te bestrijden. Men bestrijdt beter wat men werkelijk kent, - en voor degelijke vergelijkingen tusschen Oost en West op cultuurgebied, is één ding hoofdvereischte: dat men de beide culturen kent. (Ik zeg niet dat ik dat doe: de oostersche is mij voor het grootste deel nog mysterie!) Maar oppervlakkige vergelijkingen als tusschen de ridders van de Tafelronde en den indischen ksatrya, zooals ik er toevallig aantrof in een art. v. Sanoesi Pané,Ga naar voetnoot1. zou men toch makkelijk kunnen vermijden, want de conclusies moèten dan verkeerd zijn. Natuurlijk is het verschil er, en wschl. is het enorm, maar - het Westen ònmystiek verklaren en de westersche mystici niet kennen, is onjuist. De Tafelronde loopt uit in de Heilige Graal, die druipt van mystiek. Enz. Een groot javaansch criticus zou prachtig werk kunnen doen. Tot ziens dus! Uw EduP. |
|