Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3496. Aan Soejitno Mangoenkoesoemo: Meester Cornelis, 27 juli 1938Waarde Heer Soejitno, Ik antwoord inderhaast. Natuurlijk kan de heer S. PanéGa naar voetnoot1. meekomen. In antwoord op wat u verder schrijft, nu in 't kort dit: het zou even mal zijn voor jonge Indonesiërs om zich in de dagen van Ken ArokGa naar voetnoot2. terug te denken, als voor V.C.ersGa naar voetnoot3. om zich te verbeelden dat zij tijdgenooten zijn van Tromp en De Ruyter. Dat is duidelijk. Maar... u kan wat er nu eenmaal is aan jav. cultuur evenmin verwerpen zonder schade voor uzelf, als de Hollander zijn ‘gouden’ 17e eeuw kan negeeren. Dus: ziedaar om te beginnen uw voornaamste probleem: hoe staat u er tegenover, wat maakt u ervan? Ik denk dat u slagen zult dit en dergelijke dingen te bepalen. U schrijft zeer goed in een brief, in een essay moet dat ook kunnen. En wat de weerzinwekkendheid betreft van hen die het oude nahummen, laat die u niet het oude zelf weerzinwekkend doen vinden. De bewonderaars van Marx maken afkeerig van Marx, de freudianen van Freud, de multatulisten van Multatuli, enz. enz. Het gaat erom die lieden te negeeren en hun | |
[pagina 417]
| |
opvattingen erbij - om uit te vinden hoe u zelf staat tegenover wat hen tot papegaaien maakte. Tot zaterdag! Hartelijk uw EduP. |
|