Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3470. Aan J. Greshoff: Batavia, 29 mei 1938Batavia, 29 Mei '38. Beste Jan, We hebben toch wel pèch: de eenige keer dat ik je - tusschen een ongelooflijke rotcorrespondentie door - een amusante brief schrijf, van wel 8 of 10 kantjes (of 12?)Ga naar voetnoot1. - raakt die weg! Enfin. Overigens, ingesloten stukje sluit daarbij aan. Dit heele vunzigheidje berust op de haat die ik ‘de kloek’ heb weten in te boezemen, en haar man zou mij nu levend willen begraven. Deze man is een Mr. Bloys van Treslong Prins, een door en door verzuurde oude raté, type Ned. Indische kankeraar, half krankjorem van de kift maar daarom niet minder schadelijk. Hij en zij hebben hun ‘inside information’ uit Het Land v.H., dat zij het infaamste boek vinden van het wereldrond. Geborneerd, Oranjeklanterig, ridderordes vereerend, toutes les qualités. Ik ben ermee uitgescheden het wijf op kantoor te groeten. Ziehier hun eerste ‘daad’. En de schrijver van het stuk is hoogstwschl. een journalist die hier in Indië af en toe historische stukjes in de geïll. bladen plaatst - min of meer à la Eef Lidth - en die tegelijk met mij solliciteerde en werd afgewezen. Is het niet verkwikkend? Dit zal mij niet schaden. Maar gegeven de geborneerdheid en de vereering hier in Indië voor drs. en mrs.-titels, kan het me wel in veel bemoeilijken. Om je een idee te geven: ik ben benoemd in een eindexamen-commissie van een christelijke A.M.S. (soort H.B.S. voor inlanders en chineezen) en moet daar nu bij zitten van 1 tot 13 Juni a.s. Ik verwacht nu een soortgelijk stukje tegen den 1en of 2en, om mij dat bijzitten zoo zuur mogelijk te maken. Het is me zelfs al min of meer aangekondigd. Je begrijpt dat ik hierop niet kan of wil antwoorden - tenzij met sarcasme, en dus op een manier die niets goed maakt in deze milieus. Bovendien, de angst van de kranten hier als ik schrijven wil, is op zichzelf remmend. Je mag niet ‘scherp’ zijn. Vuil, laag, gemeen, met een air van weldenkendheid en onthullen van misstanden is iets heel anders. | |
[pagina 381]
| |
Ik ga met 1 Juni weg van het Archief. Niet om dit stukje, dat mij gedwongen zou hebben tot blijven juist, gesteld dat ik dieper-in iets om de opinie van dit kanalje gaf! Maar ik ben hier ziek en gedeprimeerd in Batavia, en hàd mijn vertrek al aangekondigd. Na die 14 dagen eindexamen-commissie ga ik naar Bandoeng, hoogstwschl. bij Adé Tissing, om even ‘op krachten te komen’; daarna uitzien naar iets anders òf ons opmaken om terug te gaan nr Europa. Maar er is misschien wel iets anders; van verschillende kanten lijken er kleine mogelijkheden te bestaan; waarover later. In ieder geval; 15 Juli uiterlijk moeten we uit dit huis en het zou waanzin zijn om hier in Batavia opnieuw wat te huren, gegeven het klimaat en onze gestellen. Het spijt me, je niet prettiger te kunnen schrijven. Vertel dit geval niet te veel rond, want ‘men’ zal er alleen uit onthouden dat ik ‘ruzie heb gemaakt’ (niets is minder waar) en dat ik daarom weggegaan ben van 't Archief, terwijl het is: omdat ik het hier tegen het klimaat afleg. Het beroerdste en altijd en vooral het laagste denken, is de z.g. ‘gewone menschen’ wel èrg eigen. Zoo'n klein kantoor in Indië is één haat en nijd en kift, Menno zou er een onuitputtelijke voorraad materiaal kunnen opdoen voor zijn ressentimentstheorie. Als je je dan tòch al physiek gammel voelt, is zoo'n sfeer niet om te harden.
* * *
Die ‘brief aan Jany’, die ik insloot en die dus ook al wegraakte, was geen brief, maar een artikel, en wel over Een W. aan Zee. Ik zend Jany nu een nieuw ex., maar naar Bergen, want van Luzern, Ascona enz. weet ik nu ook het ware niet meer. Schrijf me wat over hem. Hij schreef ons een zéér downe brief vol ongelukken. Ik wou dat ik hem gezelschap kon houden. Ik hoop dat de reis jou goed heeft gedaan.Ga naar voetnoot2. Ik was hier nauwelijks terug v. Sitoe Goenoeng of de hoofdpijn en alles was er weer. Ik schrijf beter zoodra ik bij Adé zit en me weer wat menschelijker voel, ook van binnen. Twijfel nooit aan mijn werkelijke gevoelens voor je. Ik wou dat ik je een jaar vakantie kon geven. - Wat prettig dat Hellens zoo te spreken was over het talent van Kees.Ga naar voetnoot3. Hij is misschien iets tè gauw verrukt, maar Pia is wschl. tè pessimistisch, want | |
[pagina 382]
| |
die vindt eig. dat je niets moet schrijven (althans publiceeren). Laat Kees zich van al deze opinies niets aantrekken dat hem niet aanspoort tot verder gaan; tenslotte is hij de eenige die beslissen kan (en mag) over zijn lot. Groet hem hartelijk van me. Veel liefs onder ons allen ook. Je E. |
|