Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3438. Aan H. Samkalden: Batavia, 31 maart 1938Batavia, 31 Maart. Beste Hugo, Ik heb hoogstwschl. een uitgever voor mijn Mult. brochure (of boekje): Nix van Bandoeng. Maar hij vraagt een ‘pakkender’ titel dan Multatuli's Naleven, waarin hij, van zijn standpunt, ook wel gelijk heeft. Kan jij mij helpen aan een juridische titel, in den trant van M. of het eeuwig appèl? Ik moet iets hebben dat aantoont, dat deze man steeds weer voor 't gerecht moet komen, dat zijn ‘zaak’ nooit is afgedaan, om den zooveel tijd weer moet worden onderzocht met pleidooi voor en tegen. Een soort partie remise van de rechtspraak, met een vonnis dat telkens weer voorloopig blijkt te zijn en herzien moet worden. Misschien vind je, zonder er veel moeite voor te doen, iets aardigs. Wil je Van Leur zeggen, dat, als Nix 't boekje nu uitgeeft en niet Querido, niet September de uiterste termijn meer is, maar wschl. eind Juli. Dwz. dat hij, om zijn documenten tegelijk met de mijne in een speciaal-nr. (?) in Kol. Studiën uit te geven, ze uiterlijk voor 't Juli-nr. van dat tijdschrift klaar zou moeten hebben.Ga naar voetnoot1. Als hij dat heel erg vindt, kan ik Nix wschl. wel uitstellen tot half Augustus, maar voor alle zekerheid is het beter dat van Leur probeert in Mei zijn copy in | |
[pagina 337]
| |
te leveren, want de redactie moet natuurlijk ook nog erop kluiven en zoo. Ik ben suf en gejaagd tevens, onvoordeelige toestand. Slapen doe ik niet meer. Kantoor en te weinig tijd. Wanneer zien we je weer? Hartelijk je E. |
|