Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 393]
| |
3140. Aan R.A.J. van Lier: Tjitjoeroeg 16 maart 1937Tjitjoeroeg, 16 Maart '37. Beste Rudie, Zou je zoo goed willen zijn dezen briefGa naar voetnoot1. zoo gauw mogelijk te bezorgen (niet doorzenden, maar in persoon afgeven) aan Ter Braak? Er is iets zeer onaangenaams met onze corr. gebeurd, waardoor ik - vóór ik zekerheid heb of ik niet alles te zwart zie; op het oogenblik lijkt het er eerder op, dat die zekerheid tegengesteld zal zijn - niet gerust meer ben op de gewone manier. Tenminste, als er ‘iets in staat’. Je zult met Freddy samen een briefGa naar voetnoot2. ontvangen - of al ontvangen hebben? - waarin ik jullie medewerking vraag voor koloniale belletrie. Een boek dat ééns moet ‘ontstaan’. Mijn boek over Multatuli is af; op één dokument na, waar ik nog zekerheid over moet hebben van het Mult.-museum, waarnaar ik geschreven heb. Maar Querido is ‘chiche’ en hangt me de keel uit. Ik ben hier al op zoek naar een anderen uitgever (Kolff misschien) en zou al méér in deze richting gedaan hebben, als ik fatsoenshalve niet moest afwachten wat Q. weer antwoordt op mijn laatsten brief Je zult mijn boek over M. verslinden, denk ik, al is het voor 90% Multatuli en absoluut niet ‘ik’. Of juist daarom; maar ik weet wat jullie zouden kùnnen zeggen! Van Eyck zou dit boek gemaakt kunnen hebben, - d.w.z. dat zou hij precies niet hebben gekund. Maar wacht af! Mult. is hier mijn verkwikking, mijn troost en mijn alles. Hart. groeten van je E. |
|