Brieven. Deel 6. 1 november 1935-30 juni 1937
(1980)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
2982. Aan J. Greshoff: Parijs,Ga naar voetnoot1. 4 juli 1936Parijs, 4 Juli 1936. Beste Jan, Wat een afschuwelijk einde, dat van Coenen! Ik zal tòch zijn rotstukjes niet betreuren; maar van wat je me schreef kreeg ik kippevel. Je vraagt je soms af of er niet een zeker verband moet bestaan tusschen sommige karakters en den dood dien de eigenaars van deze karakters lijden. - Moet er nu in het volgende nr. van Gr. Ned. niet een groot artikel over Coenen komen van iemand bv. die zoowel hem als zijn werk erg goed gekend heeft? Dat lijkt mij het minste. De N.R.F. wijdt wel een héél nr. aan Thibaudet, die toch maar een ‘vast medewerker’ was. Het is vervelend te hooren dat je van het eene rotwerk in het andere gevallen bent, maar de verlossing is goddank nabij. Nog maar 10 dagen! dan begint de groote reis. Voor ons beginnen de plannen zich af te teekenen. Mijn oude vriend Adé Tissing - een van de aardigste en meest authentieke menschen die ik ooit gekend heb - is hier 9 dagen geweest en heeft me warm gemaakt voor Indië; des te meer waar hij met preciese details aankwam. Hij stelt ons voor: een huisje, 37 K.M. boven Bandoeng, dus heelemaal in de ‘bergen’, in een prachtige tuin, en met voor Bep natuur zooveel ze maar wil, waar wij en pension genomen worden door de ex-huishoudster van een overleden planter van wien dit eens het buitenverblijf was. Wij krijgen het heele huis en het mensch in kwestie trekt in de bijgebouwen en zorgt voor ons, en dit alles - huis en pension - kost ons wschl. 50 gldn. in de maand. Daarbij komen dan natuurlijk onvoorziene uitgaven, maar wat zeg je van zo'n ‘basis’? Mijn schoonzuster, die 8 Juli uit Holland vertrekt, zal het huis voor ons gaan zien en nadere berichten sturen. Als alles lukt, gaan we in November, uiterlijk December, naar Indië en kunnen 1937 daar beginnen. Het klimaat daar is geen Batavia, maar heerlijk; voor Bep en Alain dus prachtig om te acclimateeren. Ik hoop dààr dan De Onzekeren te schrijven en intusschen uit te zien naar de ‘baan’, waar het dan toch van moet komen. Misschien valt er zelfs nog iets te doen in Bandoeng zelf, met een tijdschrift of zoo, waarvoor ik dan jou, Menno en iedereen hoop te vragen. Maar als niets lukt en ik daar evenveel | |
[pagina 232]
| |
nullen op mijn sollicitaties krijg als hier, dan is de armoede daar altijd heel wat beter te dragen dan in Europa; een inlandsch huis met zon is beter dan een parijsche achterbuurt. Enfin, dat is allemaal ver vooruit praten. Bep voelt veel meer voor Indië dan voor Holland, dat ze gewoon verafschuwt, want als dit niet zoo was zou ik van mijn kant het best nog in Holland willen probeeren. Maar mijn kansen zijn dààr grooter, en zelfs op ieder gebied. Als De Onzekeren daar niet lukt, kan ik direct beginnen aan een boek over Indië zelf, terwijl ik over Holland noch in roman- noch in andere vorm ooit hoop te gewagen. Neem dit alles niet voor vast aan; het zijn maar plannen, en er kan nog van alles tusschen komen. Maar op het oogenblik zit er toch teekening in en het zou mij niet verwonderen als wij ons na 15 October, als wij in ieder geval van hier weggaan, zouden moeten voorbereiden op een afscheid van al de europeesche beminden. Hartelijke groeten, ook van Bep en aan Atie, een hand van je E. |
|