Brieven. Deel 5. 2 mei 1934-31 oktober 1935
(1979)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
dat het te gek was en dat we althans op 1, 2, 3, 4, 5 rekenden. Schrijf jij ook nog wat, want zonder zijn werk wordt onze bundel voor mijn gevoel vrijwel onmogelijk. Last is inderdaad met Gide in Marokko - een zeer amusant gevalletje, dat ik je later zal vertellen. Maar schrijf hem vooral niet daarheen, want dan denkt hij dat hij daarom gevraagd wordt - ik zie hem ervoor aan dat hij dat meteen zoo interpreteert! Zijn gewone adres is: Leimuidenstraat 331, Amsterdam West. Schrijf hem daarheen, met verzoek event, door te zenden. Men is bezig een internationaal congres in Parijs op te richten, waarover later meerGa naar voetnoot1. Ter bescherming van de cultuur en tegen de dictatuur over den geest. Kàn heel goed worden. De tekst van L'Immoraliste in de Oeuvres Complètes is absoluut onveranderd. Gebruik dus gerust je gewone editie.Ga naar voetnoot2. Voor ‘hulp’ ben ik natuurlijk altijd tot je dienst, en mijn fransche vrienden hier ook! Ik voel heel weinig voor Bordewijk; en wàt wou je nemen? Voor Kuyle voel ik geen bal; om iedere reden niet, ook niet om zijn werk zelf, dat ik zeer minderwaardig vind. Revis ken ik niet, maar het zou me verwonderen als het maar ièts beter was dan mode-flauwekul. Is Eva Raedt niet een oudere juffrouw? En heeft ze novellen geschreven? Ik ben er heelemaal niet voor om ons met haar ‘in te laten’, als het niet strict noodig lijkt. Van Houwink een van de oude novellen is te doen, maar ik ben bang dat het ook gewoon kul zal blijken te zijn. Beb Vuyck uit de V.B. ken ik ook, en vond ik ook nogal pseudogoed. Maar zend maar...Ga naar voetnoot3. Over Slau is de kwestie niet zoo maar uitgeput. Ik heb hem nu een heele tijd lang van dichtbij meegemaakt, en laat dàt nog voor wat het is; het lust mij alleen maar niet om te behooren tot de vrienden waar hij zijn kwellingen tegen lucht. Misschien ben ik op het oogenblik extra ‘geladen’, maar toch, - alles bij elkaar hoef ik de rotsmaak van dit samenzijn niet voor mezelf te verhelen. Den brief dien hij mij uit Bergen schreef, vind ik dun, en van een totaal onbegrip getuigend ook in de vriendschap. Over Binnendijk wil ik liever heelemaal niets meer zeggen. Beklaag hem zooveel je wilt, als vriend is dat je goed recht, en mis- | |
[pagina 276]
| |
schien je plicht. Ik vind het een Kwatsch-kwibus die me niet interesseert, en een demonisch- of universeelminnend poelier waartegen ik alleen als een intolerante burger wil afsteken, en die ik dus ook als zoodanig wensch te ‘verwerpen’. Maar daar komt het niet toe, want ik ben werkelijk heel blij het voor jullie nog zoo ‘sympathieke’ heerschap niet te kennen. - Dit is overigens een punt dat met mildheid niets te maken heeft, want ik heb jouw redenen niet om hem op een speciale manier te zien; vergeet niet: iedere karakterlooze smeerkees denkt dat hij dupe is, en iedere ‘kringfluim’ is, als je het zoo zien wilt, beklagenswaardig. Het zou voor mij een pijnlijk moment zijn als ik zou moeten erkennen dat een vriend van mij even goedkoop en ersatz-achtig is qua persoon, als zijn ‘talent’. Met Slau is het totaal iets anders; ik ‘verwerp’ hem allerminst; hij is zooals hij is; ik vind hem alleen onmogelijk in het gebruik. Als je alles gezegd zult hebben, komt het daarop neer. Met Binnendijk is het voor mij 100 × objectiever; ik zie hem gewoon als een oplichter, en als ik zijn vriend was zou ik mij méé door hem opgelicht voelen. Dit geeft zonder eenige haat of rancune aan hoe ik zijn ‘geval’ zie. Over die andere boeken later. Ina Damman is scherp en satyrisch, als géén hollandsch boek bijna, schreef ik je dat al niet? Ook het gevoel ervan is veel genuanceerder en bewuster dan gewoonlijk bij ons. Vandaag zooveel. - Hartelijke groeten van je E.
Ik denk dat ik je vanavond of morgen kan schrijven tot welke kunne onze telg behoort. |
|