Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1681. Aan F. Hellens: Bellevue, 11 juli 1933Bellevue, 11 juli. Beste Hellens, Ik schrijf je omdat ik graag zou willen dat je me een grote dienst bewees; je zult me beter begrijpen dan wie ook. Toen ik in Brussel was, heb ik Simone moeten vertellen dat ik haar met ingang van augustus geen geld meer kon sturen. Ik heb haar vanaf januari (na de dood van mijn moeder) tot nu toe meer dan 13.000 frs. gestuurd; deze maand heb ik haar nog 1500 frs. kunnen geven. Nu is het afgelopen. Ik had gerekend op het boek van Pia, en | |
[pagina 531]
| |
heb daar meer dan 7000 (Belgische) frs. in gestoken. Op het ogenblik bezorgen we in de rijke arrondissementen prospectussen aan huis; na ± 1500 prospectussen te hebben rondgebracht hebben we nog maar twee bestellingen gekregen! - Ik heb Simone alles uitgelegd. Omdat de huur hier betaald is, kunnen Bep en ik, als we heel zuinig leven en ons alles ontzeggen, hier misschien tot 1 oktober blijven; daarna moeten we of naar Holland vertrekken of in Parijs gaan wonen in een ‘logement’ (1 kamer of 2 kamertjes met keuken) en ons baseren op maximum 1500 Franse frs. per maand, omdat ik van wat ik verdien, d.w.z. ongeveer 600 à 800 Belgische frs., 500 Belgische frs. per maand voor Gille moet betalen. - Gille gaat naar een kostschool toe; er is geen andere mogelijkheid meer. In Brussel leek het of Simone het begreep; maar sinds ik hier terug ben, schrijft ze mij onmogelijke brieven, in keukenmeidenstijl, ze overstelpt me met verwijten en zegt dat ze haar adres niet zal geven,Ga naar voetnoot* dat ze me niet meer wil zien, enz. Dat is overigens prima. Ik heb haar de zaak schriftelijk en voor de laatste keer nog eens heel uitvoerig uitgelegd; ik kreeg weer scheldbrieven en toen heb ik haar gezegd dat ook ik haar liever niet meer wilde zien. Ze kan maar niet begrijpen dat ik arm ben; ze vindt het afschuwelijk om te werken, en vooral om haar status van ‘mevrouw’ te verliezen en weer dienstbode te moeten worden. Het is heel begrijpelijk, maar ik kan er niets aan doen. Ik kan met al mijn argumenten niet op tegen deze mentaliteit; ik schrijf dus niet meer, ook al beklaag ik haar. Bep en ik hebben trouwens onze handen vol aan onze eigen ‘sociale’ ellende. Wil jij nu Simone gaan opzoeken? Zeg haar niet dat je door mij gestuurd bent; zeg dat ik met jou over haar heb gesproken, maar dat je haar uit eigen beweging komt opzoeken. In de eerste plaats zal het haar erg goeddoen - ze heeft geweldige minderwaardigheidscomplexen - en verder zou je haar misschien, als je de indruk hebt dat ze zich bij de werkelijkheid neerlegt en dat ze wil werken, enkele tips kunnen geven. Zou het niet mogelijk zijn vanaf augustus een betrekking voor haar te vinden die niet te vernederend is? - Als Greshoff in Brussel terug is (in principe zal hij zich bezighouden met de school van Gille), zou je misschien met hem kunnen overleggen of Simone niet aan een betrekking geholpen kan worden via: Del- | |
[pagina 532]
| |
gouffre, Neel Doff, Nijkerk, dr. Maasland, mijn tantes Henny en De Sturler, al die mensen zouden op z'n minst eens kunnen informeren. Ik heb geen geld meer om naar Brussel te gaan, en deze geschiedenis zit me dwars. Maar ik wil me liever niet meer persoonlijk met Simone bemoeien, want dat maakt de zaak voor haar erg gecompliceerd; wil zij zich werkelijk betrokken voelen bij het opbouwen van een nieuw bestaan, dan moet dat niet via mij gebeuren. - Kortom, wil je, om te beginnen, haar opzoeken? Ze woont Keizer Karelstraat 57 (3× bellen). Je zou eerst eens kunnen kijken hoe het met haar is voordat je ook maar iets onderneemt. Ze zal je ongetwijfeld duizend en één afschuwelijke dingen over mij vertellen, - des te beter, als dat haar oplucht. Het belangrijkste is haar niet alleen te laten in deze situatie, waarin ze wel het gevoel moet hebben alles te verliezen, door iedereen te worden verstoten en niet meer de kracht te hebben om te werken. Ze moet aan de slag, dat zal haar zelfs goeddoen; en ik geloof momenteel dat het voor haarzelf beter is om me helemaal niet meer te zien. (Ze heeft vermoedelijk nog niet alle hoop opgegeven dat ik bij haar terugkom, vol berouw en slecht behandeld door ‘die literaire vrouw’ die Bep voor haar is - en hoe moet je haar uitleggen dat dat allemaal belachelijk is?) Ik heb al het mogelijke gedaan om de relatie van ‘vriend en beschermer’ met haar voort te zetten; maar ik heb er genoeg van dat ik, nu het geld ontbreekt, alleen nog maar het volksmeisje tegenover me vind, vol rancune, dat een taal gebruikt die me niet kan kwetsen maar die zo stom is dat het me gruwelijk verveelt. Dat alles is heel logisch; maar zowel voor haar als voor mij is het beter het nu verder hierbij te laten. Ik zou het fijn vinden als je naar haar toe wilde gaan en mij schrijven wat je ervan vindt. Hoe meer ze praktisch geholpen kan worden, hoe beter het is; morele steun zal haar goeddoen, maar als iemand haar aan een betrekking helpt, is dat duizendmaal beter. Ze moet weer gaan leven volgens haar eigen stand; want al is ze in een andere sociale klasse terechtgekomen, in zoverre dat ze geen ‘dienstmeisje’ meer is, ze is daarentegen ook nooit in staat geweest zich op te werken, ondanks de met mij doorgebrachte 8 jaar. Van die kant bekeken is ze zelfs haast imbeciel. Ze heeft Franse les gehad en lessen gevolgd voor modiste, - met als resultaat: absoluut niets. - Het beste zou zijn voor haar een betrekking te vinden als ‘gezelschapsdame voor overdag’ bijvoorbeeld, want ze is heel erg eerlijk en in wezen helemaal niet vulgair. Als ze werkelijk begrepen heeft dat ze moet aanpakken | |
[pagina 533]
| |
en dat de ‘mooie dagen van Aranjuez’ definitief voorbij zijn, zal ze een grote stap vooruit hebben gedaan. Hier gaat alles beroerd. Ik geef je geen bijzonderheden, we hebben er al te veel over gepraat. Onmogelijk tot nu toe in Holland iets voor mij te vinden: ter Braak en Marsman hebben zich er actief mee beziggehouden. Intussen gaan we maar door met idiote artikelen te maken, prospectussen rond te brengen en nog meer van die flauwekul. Als het boek met Pia gelopen had, was iedereen voor een paar maanden gered geweest, Simone incluis. Nu moeten we er maar het beste van zien te maken. Neem me niet kwalijk dat ik je dit alles heb geschreven; en als je Simone ziet, vertel haar dan niets over mij. Dat is het consigne! Doe vooral alsof het de een of andere menslievende of zelfs vriendschappelijke gril is die je ertoe brengt te komen. Groeten aan Maroussia en van Bep, een hand van je EdP. |
|