Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 314]
| |
1798. Aan H. Marsman: Bellevue, 25 september 1933Bellevue, 25 Sept. Beste Henny, Vanmorgen verzond ik een lange brief over de vriendschap. Daarna kreeg ik een fulminante briefkaart van Jan over Maurice Roelants, over wien hij schrijft zooals ik nog niet zou doen over mijn ontslagen chauffeur, in verband met de reorganisatie van Forum. Ik denk dat opdoeken nu het eenige is - omdat de 2 redacties, en zelfs de medewerkers van de 2 z.g. autonome deelen, elkaar toch nooit zullen kunnen negeeren. Maar wat ik zoo leuk vind is dat Maurice een bovenste beste vriend was van Jan. Die Jan is een curiosum: hij verwijt mij dat ik mijn vrienden afzweer; hij houdt ze aan, terwijl hij over ze spreekt en schrijft soms (over Jacques, over Buning, nu over Maurice) als over het grootste vullis. Ik vraag me toch heusch af of ze er niet méér aan hebben om afgezworen te worden op mijn manier!... Maar basta. Ik heb Jan dit zelf geschreven en krijg daarover zeker ook nog een heeleboel antwoord! Hierbij heel iets anders. Ik ben bezig om De Smalle Mens steeds definitiever te maken; ik schrijf overal stukken bij: naschriften, nabetrachtingen, etc. Hierbij 2 blzn. uit een aanteekeningenkladboek. Een deel ervan - over de boeken - is voor mij alleen. Maar wat denk je van een kort nawoordGa naar voetnoot1. als dat wat ik hier heb opgezet, het citaat uit Stendhal komt dus achterop. - En vooral, wat denk je van die dichters en makers van dichterlijke sfeer? Dat stuk wou ik zetten (uitgewerkt en verbeterd, dit is in haast opgekrabbeld) achter het stuk Aan Ambrosia, dat je zoo duister vond; ik zou als inleiding ertoe kunnen nemen mijn werkelijke waardeering voor de poëzie van Engelman. Het compleet dichter-zijn is voor mijn gevoel nl. niet alles; ik voel véél meer voor het werk van Nijhoff dan voor dat van Hendrik de Vries. Maar wat denk je van de theorie? kan je het meevoelen? lijkt het je in hoofdzaak juist? Zend me die blzn. gauw terug, desnoods met een haastige krabbel. Als je ze aardig vindt, breng ik ze er direct in. Dan is dat weer van mijn boezem. Hartelijk je E. | |
[pagina 315]
| |
Ook of je event, dat nawoord in dien geest approuveert. - Ik hoor nl. de mopjes van het rund Van Duinkerken al! En ik zie het rund Donker dat ze o zoo geestig vindt!... (Dit màg natuurlijk niet, eigenlijk. Mais que veux-tu que j'y fasse, als ik zoo aangelegd ben?) |
|