Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1660. Briefkaart aan J. Greshoff: Bellevue, 19 juni 1933Beste Jan, Ik zend je nog even deze briefkaart na, omdat ik zoo net het nr. van Het Vaderland kreeg, waarin je zoo enthousiast over Mauriac loskomt!Ga naar voetnoot1. Ik moet je uit de waan helpen: onder al de brieven die Malraux over La C.H. kreeg, was de allerzotste, die van Mauriac; een briefje zóó verliteratuurd, idioot nobel, persklaar gemaakt voor latere publicatie, representatief-christelijk, zóó walgelijk en ridicuul tegelijk, dat ik 2 dagen rondgeloopen heb met een pijnlijke verwondering erover - hoe het mogelijk was dat een man van eenige smaak zóó bête en valsch (ik bedoel: in den valschen toon) schrijven kon, niet aan een debutant uit Bécon-les-Bruyères die voor het eerst de ‘literaire toon’ bewondert, maar aan Malraux! Als iemand mij zoo schreef, verneukte ik hem per keerende post tot-en-met; Malraux is er te ‘groot’ of te beleefd voor. Maar hij betwijfelt niet dat het de grootste ‘connerie’ van zijn collectie is, en die is toch rijk aan nrs van deze kategorie. Ik las 3 boeken van Mauriac en vond ze alle 3 even onbenullig; ik kocht nu expres Thérèse Desqueyroux (z.g. zijn meesterwerk) om nogmaals te proeven. Maar ik geloof met Pia (die er geen moment over twijfelt) en met Paul v. Ostaijen, dat hij alleen maar een moderner, misschien subtieler Henri Bordeaux is. Een | |
[pagina 203]
| |
wezensverschil is er niet; Mauriac staat oneindig dichter bij Bordeaux dan bij Pascal, om een ander ‘geloovige’ te nemen. - Hart. groeten van je E. |
|