Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
1551. Aan H. de Vries: Bellevue, 9 april 1933Bellevue, 9 April. Geachte Heer De Vries,Ga naar voetnoot1. Ik vergeet de Poe-kritiek niet, maar heb het op het oogenblik zoo razend druk met het schrijven van allerlei akeligs, om iets bij te verdienen, dat ik nog geen tijd vond voor een behoorlijke tekst-vergelijking. Maar vroeger of later zend ik u die, daar kunt u zeker van zijn. Ik zit op het oogenblik in zeer moeilijke omstandigheden; ik ben wat je noemt ‘geruïneerd’ en zoek tevergeefs een baantje om behoorlijk rond te komen. Ik heb, behalve mijn vrouw, een gescheiden vrouw en kind te Brussel; dat maakt dus 4 personen. Van ‘de pen’ leven is onzin; niet alleen heb ik gemerkt, in de 3 maanden dat ik het probeer, hoe zooiets je totaal vergiftigt (literair, en zelfs onliterair), maar het brengt nooit genoeg op, dat staat vast. Tenzij men voor Amerika kon schrijven! Ik ben indertijd, in Indië, assistent in een groote bibliotheek geweest. Als ik mij niet vergis, bent u bibliothecaris. Zoudt u mij, liefst omgaand, eenige aanwijzingen kunnen geven over wat men in dit vak te verwachten heeft? Worden er bepaalde diploma's voor vereischt? Zijn die moeilijk te behalen? Op welk tractement kan men rekenen? (minimum en maximum)? Hoe zijn de kansen? U zoudt mij een groote dienst bewijzen als u mij dit zoo zuiver mogelijk voorrekende. Het maakt deel uit van mijn toekomst, die zich allesbehalve rooskleurig laat aanzien. Met vriendelijke groeten en dank bij voorbaat Uw dw. EduPerron |
|