Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1550. Aan J. van Nijlen: Bellevue, 8 april 1933Bellevue, 8 April. Beste Jan, Ik ben met je briefkaart naar Arthur gegaan. Er is maar één vervelend ding te vreezen: dat hij tegen 6 Mei juist naar Holland moet. Hij moet daar een week zijn, binnenkort. Maar ik geloof dat hij het nu zoo wil zien te schikken dat hij eerder gaat en met Kennie tegen den 4en of 5en juist terugkomt; dan is alles best. Hij zal je daarover zelf schrijven. Ik herhaal dus alleen maar dat je in ieder geval hier terecht kunt, met of zonder Arthur. Maar het zou wel veel aardiger zijn als hij er was. Ik zou graag je opinie hebben over Ducroo. Jan is erg enthousiast; wat ik ook erg prettig vind, maar jouw bezadigdheid is mij lang niet onwelkom na dit enthousiasme. Als Jan het werk van een vriend goed vindt, is die vriend nu eenmaal altijd zoowat DE schrijver van het oogenblik (kosmos-formaat). Vertel jij mij eens, geheel onafhankelijk van Jan, wat je ervan vindt; liefst met details - wàt je goed vindt, wàt minder, wàt niet. Hartelijke groeten, ook thuis-om-je-heen, en van Bep; de hand van steeds je E.
Hoe vind je het antwoord van J. Gans?Ga naar voetnoot1. |
|