1498. Aan J. Gans: Bellevue, 25 februari 1933
Bellevue, 25 Febr.
Zeer geachte Heer,
Uw brief is mij haast nog sympathieker dan uw ingezonden stuk; de reactie is directer, minder bedachtzaam. Maar het lijkt mij wèl van groot belang om te vermelden wie u bent en waarvoor u staat; ik heb niets tegen uw eerste qualificatie, maar ‘aangesloten bij de 3e Internationale, en medewerker van de Tribune’ geeft den doorslag.
Hierbij een proef van De Smalle Mensch. Het mag u 10 × antipathieker zijn dan het eerste stuk; het is voor mijn ‘gevoelswaarheid’ (ik houd het woord vast) 10 × eerlijker. U màg alles-van uzelf? Van kommunistisch standpunt lijkt het mij wat erg liberaal als u ‘contrarevolutionair’ worden màg. Maar u begrijpt me vóór alles verkeerd, wanneer u denkt dat ik ook maar even het idee heb om u te bekeeren (dit, omdat u spreekt van mijn waarheid te licht bevinden). Ik reken erop dat u die waarheid véél te licht bevindt, anders hoefden wij elkaar niets meer te zeggen. Maar misschien ook zoo niet?
Uw verdediging van het genie in de massa, zooniet opdeelbaar, doet mij glimlachen. Hier word ik de arme man van de straat die u zegt: ‘Weest u niet zóó geleerd voor mijn simpele geest, beste mijnheer, - of kameraad, - en probeer mij nu niet te vernaggelen.’ Over de ‘2 gezichten’ van Lenin nader. Hier simplifieert u, om gelijk te krijgen!