Oorlof, myn arme schapen,
Ick laet weer myn verleen
Aen wie hun faem sich schraepen
Daeruyt, de gift is cleen.
Huegt my gheen sterflyck feest,
Drij eewen van vergheeten
Maecken een suyvre Gheest.
Neemt Geyl en Eyck vereenight
Tot pronckhelt van 't festyn,
En d'aer, met smaet gesteenight,
Geeft oock een beecker whyn!
Het sap, oock soo gedroncken,
Smaeckt soet wen tis betaelt,
Wat verder heeft gestoncken,
Vergheet het op de vaelt.
Noot. De 2 allerlaatste regels zijn heel mooi om te zingen, probeer het maar. Strophe 4 heeft 2 varianten, nl. (1) Oorlof, myn simple mackers - Ick styg weer van u heen, - Om Clio's ydle rackers - Soo commert u gheen been; en (2) Oorlof, myn arme schapen, - Ick styg weer van u heen, - Om ses geschied-satrapen - Soo commert u gheen been. - Maar wat ik koos is toch het mooiste, vind je niet?