Brieven. Deel 4. 2 januari 1933-30 april 1934
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
trouwen-complex tegen die verzamelde schoften te ontwikkelen. Tant pis. Ik heb Menno, op zijn aandringen, nogmaals geschreven over die panopt.-historie.Ga naar voetnoot1. Hij kan niet ‘respecteeren’ zonder ‘uitboren’, en ik - godverdomme! 3 × god-ver-dom-me! vraag niet te worden ‘gerespecteerd’, noch ‘gespaard’! Als ik tegen kritiek kan op mijn ander werk, wat ik toch zeker genoeg bewezen heb, dan zeker tegen die op deze polemiekjes? Maar Menno, Maurice, Bouws, ieder met aparte, persoonlijke griefjes, hebben wat tegen mijn manier van polemiseeren, en ieder op zijn eigen, aparte, etc. manier werkt aan een sfeer, waar ik langzamerhand genoeg van heb. Dat je dit niet begrijpen kunt, en praat van eischen, op de plaats zetten, enz. vind ik gewoon godgeklaagd. In kwesties als deze moet er een sfeer zijn van vriendschap; niet van innerlijke ruzie. Ik vraag niet ‘gerespecteerd’ te worden, ik vraag dat Menno, als hij mijn stukjes niet lust, er langs gaat. Maar dat kàn hij niet; hij geeft toe dat hij maniakaal is op zijn manier; hij moet ‘uitboren’, hij schrijft lange serieuze brieven erover, inpl. van 3 regels: ‘beste Eddy, ik vond het weer verrot, maar ik heb het doorgegeven’. Hij werkt mee aan de sfeer tegen, waar ik genoeg van heb; als er zooveel belang aan wordt gehecht door de anderen, draai ik mijn belang de nek om; het is mij niet waard om iedere keer weer de intellectueele bezwaren van Menno, de katholieke of Vlaamsch-afzijdige van Maurice, en de ‘fatsoenlijke’ van Bouws te moeten bestrijden, Bouws ‘op zijn plaats te moeten zetten’, enz. Maar versta mij wel: het heele optreden van die drie - altijd ieder apart - vind ik au fond hyper-klooterig; ik zou nooit zoo optreden tegen hen. Gesteld dat Pia 3e man in Forum was en violente stukjes wou schrijven, nog heel anders weer dan ik; ik zou er niet aan dènken zoo serieus en zwaar-op-de-hand en fel, iedere keer opnieuw, te reageeren, als Menno het tegen mij deed; en trouwens, Pia - misschien omdat hij ook een lul en een slapzwans is? - zou er direct mee zijn opgehouden! Begrijp je het nu, of niet? Je wilt dat ik me ‘laat gelden’, als ik er hevig mijn bekomst van heb! Je vergeet dat dit de 5e, 6e, weet ik hoeveelste keer, is. En het gaat niet om de kwaliteit van mijn stukjes, maar om mijn heele manier, die volgens hen niet deugt. Ik las de stukjes over en vond ze beide héél goed, nl. volkomen beantwoorden aan wat ik in dit geval wil. Een andere waarde hebben zij niet, hoeven zij niet te hebben. En de zaak gaat mij alleen aan; dat is le hic, dàt wordt mij | |
[pagina 28]
| |
iedere keer weer bestreden en aan het verstand gebracht dat het niet zoo is, terwijl het zoo zou moeten zijn. Dat en dat alleen heb ik tegen Menno, Maurice en Bouws, samenwerkers aan één rotsfeer tegen mij, ofschoon ieder met aparte, o volstrekt aparte! bezwaren. Là. En nu kan iedereen doodvallen, ik schrijf er niet meer over. Ik zou tegen de heele wereld volhouden dat ik gelijk heb, in dit geval (dat overkomt mij heusch niet zooveel als je misschien denkt), omdat ik dat gelijk met alle kracht voel. Zij zijn de klooten, niet ik. Het beste in Holland, en schrijf gauw eens over wat anders. Hart. groeten aan Henny en Rien; een hand van je Eddy
P.S. Dank voor Menno's Zieke,Ga naar voetnoot2. die daarnet binnenkwam. Vestdijk stroomt als een zee in Forum!
P.S. Zij zijn tenslotte de klooten, omdat de rotsfeer die zij met hun 3en helpen vormen, klooterig is. Menno is tegen Bouws, maar zijn optreden helpt Bouws, helpt de sfeer tegen mij ondragelijker worden. En dàt nu vind ik rot. Het gaat niet om een stem, het gaat om het ijverig, koppig meedoen aan die sfeer!
P.P.S. Je mag deze zaak, als je Menno ziet, gerust met hem bespreken en hem deze brief laten zien zelfs;Ga naar voetnoot3. maar laat mij er nu verder over zwijgen. Ik kots ervan. |
|