1382. Aan F. Hellens: Bellevue, 28 november 1932
Bellevue, maandag
Beste Hellens,
Ik heb Méral ontmoet, die samen met de Pia's bij ons is geweest; maar ik heb geen enkel antwoord op mijn brief aan jou gekregen, en volgens Méral had je deze zondag naar Brussel terug zullen gaan. Het spijt mijn vrouw erg dat ze Maroussia niet meer heeft ontmoet, en zelf had ik me verheugd op een heel prettige dag die we samen in die ‘bossen van Meudon’ zouden hebben doorgebracht. Maar ik had het adres van Paulhan in Chatenay niet meer - ik heb het althans niet terug kunnen vinden; ik heb je naar de N.R.F. geschreven, in de veronderstelling dat hij je mijn briefje wel direkt zou overhandigen. Vandaag heb ik de hoop opgegeven dat je nog in Parijs bent; als je mijn briefje had ontvangen, zou je iets afgesproken hebben voor gisteren: zondag. Ik heb helemaal geen prettige dagen doorgebracht in Brussel, waar ik iedereen in bed aantrof; hier probeer ik te werken (aan een hoop artikelen om te beginnen), wat me maar matig lukt. Ik heb ook gesolliciteerd naar een post als correspondent van een Hollandse krant (Het Vaderland), maar het schijnt heel slecht te worden betaald en ik walg ervan. Je begrijpt dus dat ik, sinds ik terug ben, alleen maar ‘gebrek aan tijd’ heb gehad - ik heb moeten dineren met Hollandse journalisten in Parijs en nog meer van dergelijke klotekarweien. Maar het spijt me erg dat ik jullie, Maroussia en jou, niet meer heb gezien. Schrijf me, en als Neel Doff al een ex. van de Vieilles Gens heeft, vraag het haar en stuur het mij toe. Bedankt.
Hartelijk je E.