Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1206. Aan H. Marsman: Gistoux, 13 juli 1932Gistoux, Woensdag. Beste Hennie, Hierbij je paperassen terug. Doodsstrijd vind ik wel goed; goed genoeg om op te nemen. Die regel zou ik niet herhalen; tenzij misschien met een lichte variant: bv. ‘neen, ik zie hem niet’; of is dat jou te rhetorisch?Ga naar voetnoot1. Ik zou het grootere gedicht nemen, dus niet die 2 stukjes weglaten. De 2 andere zou ik niet afkeuren. En dat je JoffreGa naar voetnoot2. nu opeens wegdoet, vind ik ook dwaasheid. (Maar Menno zal het toejuichen.) Waarom is het nu opeens niet goed? Ik vind het gepraat over je bundels eerlijk gezegd verdomd onvruchtbaar, omdat er duidelijk een verschil in principe bestaat tusschen ons, en omdat ik logisch blijf en jij ‘dichterlijk’ verspringt. Als ik iets gezegd heb, dat mij geheel binnen jouw logica schijnt te liggen, kom jij nog met een ‘waarom?’ - ‘Waarom hoort Witte Vrouwen erbij?’ - Ik heb lust om te antwoorden: ‘Waarom hoort Vera er niet bij? En waarom mag het ook niet apart worden uitgegeven? En waarom praat je me nou van stukken uit die andere roman,Ga naar voetnoot3. die bovendien niet af is, er wèl bij te doen?’ en nog zoo'n paar vragen meer. Als je met een bundel die veel beter kon zijn, als W.V. erbij was, juist omdàt hij ‘heterogeen’ is, wat Paradise Regained óók was, en omdàt dus de chronologische volgorde van de gedichten, de loop van jouw productie, op deze manier aansluit en er een groot belang in vertegenwoordigt - als je nu met verwààrloozing van dit principe, toch een nieuwe bundel wilt uitgeven ‘omdat je geld noodig hebt’, dan versta ik er niets meer van, en raad je aan direct te besluiten tot dat geld verdienen met een uitgave (apart) van Vera! Als de W. Vr. uitverkocht zijn, is je nieuwe bundel weer in lang niet uitverkocht, en | |
[pagina 346]
| |
het wachten op de ‘gave’ bundel blijft. Terwijl je beter deed met je vriendje Kuyle aan zijn zakenmansprollenoortjes te trekken en hem te vertellen dat hij dan maar een zeker risico met de overgebleven exemplaren van W. Vr. loopen moèt, omdat je anders je nieuwe bundel aan een ander geeft. Treed toch op tegen dat smeerkanisje! - je zult zien hoe snel hij bijdraait. (Of geef je tòch bij een ander uit?) Je nieuwe verhalenbundel kan ik zoo op het papier niet ‘zien’. Ik ken die fragmenten niet, en eig. bijna niets van dit alles; dus?... - Wat nu je Dichten over den DoodGa naar voetnoot4. betreft, het begin vind ik de verwardste rotrommel die ik sinds tijden las; het slot daarentegen goed, - al ben ik het half en half met Rien eens dat je misschien beter deed, je vijanden niet met déze bekentenissen te plezieren door uitgave ervan. In Holland wordt zooiets met de noodige ‘eeuwigheidstermen’ natuurlijk in alle bladen geciteerd; en dan met van die commentaren, waar de dichterlijke geesten bij ons ook zoo gul mee zijn! Ik moet er niet aan denken. In ieder geval: blz. 1-3 is voor mij belabberd - en je zult met recht hiermee eerst eenige menschen, ‘die men niet bij het gepeupel dorst stellen’, doen grijnzen! - terwijl ik blz. 4 en 5 met spanning las. (Bep is geheel van ditzelfde gevoelen.) Die ‘goddelijkheid’ van dichters is toch krankjorem; ik vind dat er minstens evenveel ‘goddelijkheid’ voor noodig is om een boksmatch te winnen - maar in ieder geval zou je er dan nog op een andere manier over moeten spreken dan je het hier deed. En die Onze-Lieve-Heer die je ‘leenheer’ heet! Neen, ik kan daar alleen maar beroerd van worden; het is me te kras, en te griezelig spiritistisch! Dat Slau soms zeer goede dingen zegt, geloof ik nog altijd. Maar zijn stukjes in de Arnhemmer worden me te machtig, en tegen één goed ding zegt hij mij toch teveel bêtises. Daarom: als hij je publicatie aanraadt, is dat omdat bijv. dien dag de revolutie hem toch wel iets goeds lijkt, in tegenstelling met bv. de dansschool van Darja, terwijl hij op een ander oogenblik je hevig zal kapittelen, omdat Theo zoo verdomd weinig op Camoës lijkt. Het is maar hoe je 't treft, en meer heb ik niet willen zeggen. Antwoord op mijn vraag om inlichtingen over die geldverzending heb ik nog niet. Maar misschien vanmiddag. Bep gaat morgen | |
[pagina 347]
| |
naar Brussel en kan voor de verzending van dat geld zorgen; als ik maar weet op welke manier ongeveer.
Donderdagmorgen. Nog steeds geen brief van je. Bep gaat nu naar Brussel en zal zorgen dat er 310 florijnen naar je toe gaan, op welke manier zal je dan wel gewaar worden - misschien per geassureerde aanget. brief en dan in deze enveloppe, misschien als internationale postwissel en zoonoodig dan in twee stukken (als fl. 310 te veel is voor één postwissel), dus bv. 160 aan Den Besten en 150 aan jou. Jij weet nu intusschen wat het beteekent. Ik las vanmorgen den brief van Slau aan de Mij.Ga naar voetnoot5. Iets te ‘moppig’ misschien, maar tenslotte toch zeer amusant. Merde voor die flapdrollen met hun ‘hiërarchische cultuur’. Dag! Je E. |
|