Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd1045. Aan R.A.J. van Lier: Brussel, 2 januari 1932Beste Van Lier,Ga naar voetnoot1. Dank voor je brief en de verzen. Ik vind overal wel iets in, maar | |
[pagina 246]
| |
geen van deze drie is integraal zoo aardig als De Gestorven Scholier.Ga naar voetnoot2. Er ontbreekt òf iets aan den ‘inhoud’ òf aan de ‘poëzie’. Maar je bent op den goeden weg, ga door, schrijf op en zend op zonder je te laten ontmoedigen. Als ik op mijn 17e jaar zulke goede verzen geschreven had als jij nu, had ik mezelf een crack gevonden. Helaas, ik schreef op mijn 22e nog een vlotte prullaria, meer niet. Wil je ook mijn groeten en beste nieuwjaarswenschen doen aan Fred Batten, aan wien ik eindelijk de gevraagde boekenGa naar voetnoot3. zond (voor jou en voor hem elk een exemplaar.) Maar van beide komt een verbeterde, en vermeerderde, herdruk, dus dit is heusch maar iets voorloopigs. Bedankbrieven zijn onnoodig; trouwens, overmorgen ben ik hier al niet meer, en ik weet verdomd weer niet waar ik heen zal gaan: naar Parijs en verder naar het Zuiden, of uit practische overwegingen maar weer naar Holland, en dan hoogstwschl. Utrecht. Tot nader, in elk geval. Hartelijke groeten van je EduP. Brussel, Zaterdag. |
|