Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
1003. Aan J. Greshoff: Den Haag, 23 oktober 1931Den Haag, Vrijdagmorgen. Beste Jan, Neen, doktersbemoediging is het niet geweest; ik vind die UitverkoopGa naar voetnoot1. werkelijk heel aardig - zooals je uit de ‘detail-kritiek’ trouwens nog eens hebt kunnen merken. Van de 3 verzen die ik vandaag kreeg, vind ik Kinderspel heelemaal niets; niet goed of slecht, maar gewoon niets, een ‘aardigheidje’. Dit is wat Jany wschl. niet geserreerd genoeg vindt. Het gevaar voor jou is: als je poëzie heelemààl kamermuziek of café chantant wordt, heelemààl Paul Delmat of Raoul Ponchon.Ga naar voetnoot2. Toulet is geen van de 2: zijn grammaticale ge voelig/compliceerd heid redt hem, Corbière neigt naar het tweede, soms, maar zijn natuurlijke ferociteit redt hem - jij, als je niet oppast, wordt zóó ‘gewoon’ en ‘vloeiend’, dat je soms opeens midden in de twee genres tegelijk zit. Laus Autumni (ik vind deze titel beroerd en onjuist, bovendien heb je al een Laus Castitatis, ik zou er niet zooveel lauzen bij doen) is ook al chanson-achtig, maar vind ik, desondanks, toch heel aardig. Maar Kinderspel ben je op je ergst; drie slappe kwatrijnen, en dat vriendelijke grapje aan het slot, waar ‘Hein’Ga naar voetnoot3. voor de variatie ‘Heinoom’ wordt genoemd, is toch wel erg flauw. Ik zou zoo'n krabbeltje in jouw plaats desnoods wel ergens in een tijdschrift zetten, maar juist niet in een bundel opnemen. De Vroolijke Elegie vind ik lang niet kwaad, met dat terugkeerende rijm op -aan. Voor Forum 3Ga naar voetnoot4. (maar kan je zoo lang wachten?!) zou ik dus die ‘herfstluis’ wel willen hebbenen; en misschien dan nog Interieur? (Ik zal wachten met verzenden van dezen brief, tot die komt.) Zend Coenen dan De Lafaard en Kinderspel.Ga naar voetnoot5. Komt dat ééne gedicht, Winterdienst, nu in De Gids? Ik ben fel benieuwd naar dit ééne, uitverkorene! Ik geloof dat je over 't algemeen goed zou doen met een strophe te schrappen, waarin je neiging tot herhalen zich heeft uitgevierd. Zoo de 2e strophe in Verbannen; dat voor de rest wèl een ‘geserreerd’ en ‘resumeerend’ gedicht is. - O ja, in die Luis zou ik in str. 3 zetten: | |
[pagina 215]
| |
‘Ik word nooit de bandiet of held’, of ‘de something else of held’, die... enz. Misschien is de laatste strophe, dat caf'conc'-variant van het begin, ook overbodig (dit is een kwestie van gevoel.) Ik signaleer je deze dingen heusch zonder eenige pretentie, maar jij, al schrijvend, geeft je aan je instincten over (wat zijn vóór, maar ook zijn tegen heeft) en ik, proevend, onderga alleen het resultaat. Ik zond Sander een heroï-komisch sonnet voor Helikon. Het proefnr. van Forum komt begin November uit, want moet 11 Nov., meen ik, in 500 exx. in de Bijenkorf te Rotterdam worden verspreid, ter gelegenheid van een lezing van Menno. Schrijf gauw hoe je Hampton C. vindt. Hoe gaat het met de gezondheid? Is ‘Heinoom’ het kiekeboe spelen niet moe geworden en bereids weer voor een tijdje opgekrast? Ik kom hoogstwschl. 29 Oct. in Brussel, als ik dan bij je mag overnachten; 30 Oct. breng ik dan 's morgens mijn pas in orde en 's middags ga ik dan door naar P.
Vrijdagmiddag. Daarnet - terwijl ik aan tafel zit - komt het envelopje met Interieur. De dokter is nu héél ontevreden; van zooiets houdt hij heelemaal niet. Het 3e stuk is iets beter, maar de rest is voor mijn gevoel een kruising tusschen de Genestet en Speenhoff - en wat een lammenadig dreuntje heb je hierin te pakken! Er wordt weer wijn geschonken, godlof, in het schemerlicht, dat in Kinderspel ook al zoo aangenaam aandeed... Gelukkig ook lijkt mij de trouvaille om dit vers aan een zoo plompe egoïstGa naar voetnoot6. - maar de nààm is mooi, dat is waar, en komt als zoodanig prachtig bij de collectie - op te dragen; zeker vanwege het samen ‘oud worden’. Enfin, als hij dit gedicht in je heeft ‘losgepeuterd’, wordt alles weer logisch. Van logisch gesproken, en om in den caf'-conc'-toon te blijven, - ik ben nu tòch ook weer zoo'n beetje aan 't rijmen, - hierbij in alle haast een kleine contraprestatie, die Sander óók hebben mag als hij wil, maar die ik nu net, voor jou en door je opdracht geïnspireerd, heb opgekalkt. Voila - noem het De Café-Makker(rr).Ga naar voetnoot7. | |
[pagina 216]
| |
Het was een plompe stier, met een gezicht
zoo onbehoorlijk opgeblazen, dat
men met plezier erin gespogen had,
als men maar spugen kon met de oogen dicht.
Hij dreef op alle bieren en ging prat
dat drank hem nooit een beentje had gelicht,
en God! hij had gelijk - méér dan elk vat
kon hij bevatten: 't was zijn overwicht!
En hij vertelde moppen! Ja, die man
Schonk menschenkennis uit dezelfde kan:
zijn moppen waren heusch nog psychologisch.
En rond van schuim en humor, zàt hij maar -
vervaarlijk: Mussolini-Zigomar!
een blufmortier, maar tot den slokdarm logisch.
Ik moet er nu hard vandoor om Paul BeynonGa naar voetnoot8. te spreken, die hier vandaag voor het laatst is. Tot nader. Hartelijke groeten, ook aan Aty, van steeds je Ed. |
|