Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd791. Aan H. Marsman: Brussel 26 maart 1931Brussel, Donderdag. Beste Hennie, Dank voor de 2 brieven. Ik lig weer met een stevige griep in bed, ik liet mij te gauw verlokken door het vriendelijke weertje. Evenals jij kreeg ik een briefkaart van Slau dat het beter ging. Maar de berichten die ik van Bouws krijg, zijn lang niet zoo goed. Wij mogen èrg blij zijn als hij het te boven komt, dit grapje. Hij moet dan maar wat op krachten zien te komen in Gistoux. - Met mijn moeder gaat het onverwacht en ‘ongelooflijk’ goed. Maar van van hier weggaan is vooreerst toch geen sprake. Ik weet ook niet of ik eind April - begin Mei niet in Gistoux zal zijn; in dat geval moet je met Rien dààr maar komen logeeren. | |
[pagina 483]
| |
Benieuwd wat je van die 2 roman-mss. denkt.Ga naar voetnoot* Probeer een andere titel voor mij te vinden. - Ik zal Stols je boodschap overbrengen zoodra ik hem weer zie (hij is nu in Parijs). Wat Voorpost betreft, dat gaf ik hem, direct na aankomst hier, als iets heel extra's, en hij heeft in principe aangenomen het te drukken. Schrijf er hem gerust zelf over. Ik zal probeeren de hagelGa naar voetnoot2. op te vangen die je me aankondigt. Of is het meer ontbijt-hagel? Die lolligheden van die bleekscheten kùnnen toch niet goed zijn? Menno vertelde mij van de humor van ‘Sjooks’,Ga naar voetnoot3. ik vind dat allemaal toch maar erg zoo-zoo. Het is, als je goed kijkt - neen, zelfs zonder dat - toch eigenlijk een partijtje boerelullen en kantoorbediendes bij elkaar, behalve dan Helman en Engelman, en misschien die meneer VosGa naar voetnoot4. (?) Ik prepareer, in mijn griep-situatie, een ballade, die misschien lang niet mis zal zijn, - met de rijmen - ekken en - ak; wat denk je b.v. van regels als deze: ‘hier ligt-ie weer, ook zonder zelfbevlekken:
de literair-jong-katholieke kwak!’ (Van een nr. van De G. bijv.)
‘het hoeft heusch geen verwondering te wekken
als Engelman vluchtte uit deze englenbak’
‘... legt zout op elke, niet op de eigen, slak’ (Van D. bijv.)
‘wee als hij lollig wordt en de andren kwekken:
‘verdikkie, sjig! dat is een ruisje-bak!’ (Kuyle bijv.)
en als refreinregel:
‘braaf in de kerk, ondeugend op 't gemak’.Ga naar voetnoot**
Ik heb zoo'n idee dat de heeleboel klaar is vóór ik van mijn smartenbed ben opgestaan. Zeg er vooral niets van aan Engelman, anders krijg ik weer zoo'n briefje van hem (dat hij eigenlijk niet gevlucht is, of zoo). Ik heb lust om serieus ruzie te krijgen met al die stront- | |
[pagina 484]
| |
pompers; trouwens, dat heb ik toch al, wanneer deel I van de Cahiers maar uitkomt. Vooral die vervaarlijke Van Duinkerken en die gijnige Kuitenbrouwer werken me op de zenuwen. - Ik snap niet dat jij niet eens keet met ze schopt, ik heb nooit begrepen welke vreemde koketterie je in deze ‘Gemeenschap’ houdt. En ook Helman is er toch 10 × te fatsoenlijk voor? Die revolutionaire poëzie is wschl. beroerd, maar je ziet, zeker weet jij 't toch ook niet. Meneer Jef Last is de eenige die ik ken: dat is erg. Een soort Alice Nahon van de S.D.A.P. Mais voyons les autres! La Voie Royale is zeker het tegendeel van een prettig leesbaar boek. Het is eig. de ‘metaphysica van den Avonturier’. Toch zal je zien, als je het uit hebt, dat er eersterangs- passages instaan: 2 of 3 gesprekken; de scène van Perken tegen de Moï's; de dood van Perken. Van Vic kreeg ik inderdaad opeens een briefje, maar kort en treurig: zijn vrouw is in Zwitserland overleden. Het zal een vreeselijke klap voor hem zijn, de arme kerel - en ik heb toch al het gevoel dat hij het eind van zijn geestelijke en moreele ressources nadert. Informeer bij gelegenheid eens of we niet iets voor hem kunnen doen. Het Charleston-fragment, verre van kwaad; maar zooiets zegt toch niet veel, zoo apart. Waarom noemt Van W. dat boek niet: Celly (Lessen in Charleston)? dat zou toch veel beter al zijn! Het is nu zoo modernerig. ‘Olivier’ is anders Stendhaliaansch. Ik begrijp alweer niet waarom je je niet zèt tot het opknappen van Vera; dan heb je meteen die 1000 pop èn je kunt je aan iets geheel nieuws wijden. Enfin, in de V. Bl. moet het werk toch eerst verschijnen, dus zooveel tijd heb je in ieder geval nog. - Vera schrijven in den stijl van de Vl. Hollander lijkt mij aardig, maar paradoxaal; zoo moest het kunnen, misschien - maar ik ben het met je eens: zoo kàn het nu eenmaal niet. Het zou misschien erg mooi zijn, maar absoluut onleesbaar. (Waarom dan maar niet een epos ervan gemaakt, à la Breero?...) De Vl. Holl. is ronduit een poème-en-prose. Groeten aan Jacques (zeg hem dat hij niet meer jokt!) en aan RienGa naar voetnoot*; de hand van je E.
Van dat jokken van Jacques gesproken: opeens schiet me te binnen | |
[pagina 485]
| |
dat ik mijn artikel inderdaad bij hèm heb verscheurd en in de kachel gestopt.Ga naar voetnoot5. Maar ik was toen al in Beetsterzwaag geweest met Slau, en dààr had ik al het idee dat ik het verscheuren zou. Toen ik het Jacques voorlas, was ik nog niet in B. geweest; hij heeft er toen met veel genoegen naar geluisterd, al was het, zei hij, ‘wat lang voor een antwoord’. Verder heeft hij je Lamp van Diogenes (zooals ik trouwens schreef) met heel zijn tegensprekerstalent verdedigd. Maar dat hij mij aangeraden zou hebben om mijn stuk te verscheuren - hé hé, dat is een uitvindseltje van làter datum...... Het valt me van Pom erg mee dat hij tot die ‘erkenningen’ kwam.Ga naar voetnoot6. Maar ik denk dat hij me toch ‘in de gaten’ houdt, geloof je niet?
P.S. Hèb je de revolutionaire verzen van Van Collem? Schrijf eens een gedicht op St. Just!!! (Je zult zien dat hij je inspireert.) |
|