Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd790. Aan H. Marsman: Brussel, 24 maart 1931Bruxelles, Dinsdag. Beste Hennie, Ik heb je Arthur M.L.'s boekjeGa naar voetnoot1. teruggestuurd; - minder moeilijk, d.w.z. ‘vakkundig’, dan jij wel scheen te veronderstellen. Ik zou er mijn hand niet voor omdraaien als ik het moest bespreken. De man is mij nogal sympathiek, maar behalve zijn polemiek met jou, waarin hij zich genoopt voelde iets van zijn levens- of wereldbeschouwing te leggen, is de rest wel wat erg journalistisch, en met nuttige uitvallen volgepropt tegen den ‘verdorven staat en de corrupte pers’. Men zou over politiek moeten schrijven zonder te vervallen in het karakteristieke vocabularium van het politicaille. Het aardigste stuk in dit genre is Censuur-impressies (meen ik dat het heet). Wat heeft deze A.M.L. nog méér geschreven? Ik kreeg nòch de Lenin van Marcu noch Vera Figner, tot dusver. Bespottelijk, maar misschien komt het niet uit met de administratie van den heer uitgever, om nu nog pers-exx. rond te zenden. Als ik ze nog krijg en besproken heb, zend ik ze je dadelijk. Heeft Menno je Saint-JustGa naar voetnoot2. gestuurd? Hier is nòg iets ‘tegenstrijdigs’: ik voel veel meer voor St. Just dan voor Danton - die oppervlakkig gezien zoo veel dichter bij mijn ‘temperament’ moet zijn; ik voel de koelheid, de afstand, de beheerschte rede van St. Just als absoluut superieur boven die allures van homme fort: - ‘et tes formes puissantes ne servaient qu'à cacher la faiblesse de tes discours’ (réquisitoire van St. Just tegen Danton). Nog iemand waar ik eens een uitstekend artikel aan | |
[pagina 480]
| |
hoop te wijden, zonder overschatting toch, als het kan. Het isolement van een monographie is bedriegelijk! Ik antwoord nu op je brief. In de eerste plaats Vera. Waarom ik je eigenl. raadde het nog uit te geven? Lees mijn vorig schrijven over met het accent op de 2 of 3 phrasen ‘in praise of’ Vera. Anders, als je op de lengte let, valt het licht natuurlijk te veel op de gebreken; maar die detailkritiek was voor jou, met het oog op mogelijke correcties hier en daar. Er is dus een wanverhouding in mijn brief, waardoor je je niet moet laten dérouteeren; en verder hecht ik er niet zoo'n èrg groot belang aan als er iets minder ‘volmaakts’ van mij verschijnt, jij wel? Vera is in jouw ontwikkelingsgang bovendien van het grootste belang en in menig opzicht een goed, althans goed-geschreven, boek, dat (gegeven ook de tegenw. productie der jongeren, zeg je zelf) gerust verschijnen kan. Neen, dat zelfs een succes zou kunnen worden; let eens op. En bovendien, het is nu eenmaal geschreven; tenzij je het geheel zou willen omwerken, vooruit er dan mee! En een volgende keer nòg een stap verder in de goede richting. (Een auteur hoeft geen goede roman te hebben geschreven voor zijn 35e en zelfs 40e jaar.) Het weghouden van zoo'n boek vind ik altijd een beetje lullig, literators-voorzichtigheid, of, op z'n best, - coquetterie. Je kunt het 1e deel van de Onzekeren gerust meekrijgen, maar je hebt er in dit geval niet veel aan, omdat ik meer en meer geloof dat ik alles ga omwerken. Lees bovendien eerst Een Voorbereiding. Sommige gedeelten van De O. zijn daar helaas nog te veel een reprise van. Ons poëzie-debat.Ga naar voetnoot3. Mijn poging tot oplossing van het probleem door ‘lyrisch-aesthetisch’ als kenmerkend voor jullie voorkeur, is gebaseerd op het vooroordeel (nog steeds!) dat die voorkeur toch een richting moet uitgaan. Maar hoe meer we erover spreken, hoe meer ik geloof dat Menno gelijk had toen hij het had over de meest ‘willekeurige eigen smaak’. Wat te zeggen van iemand die bijv. Greshoff's Chromo's beroerd vindt (dus ‘on-creatief’) en de rozen van Martin Leopold's donker bloedGa naar voetnoot4. ‘creatief’? Waarom is wat jij een ‘gestolde inhoud’ noemtGa naar voetnoot5. - deze term is mij uit het hart gegrepen - daarom ‘expressief’ maar niet ‘creatief’? Je hoopt dat je duide- | |
[pagina 481]
| |
lijk bent geweest, zeg je, maar ik begrijp daar nog altijd niets van. Mijn voorkeur gaat onomwonden naar het menschelijke, de persoonlijkheid, den man achter het werk - mits natuurlijk zijn werk hem voldoende representeert, niet door deszelfs gaafheid (dont je me fous comme de l'an quarante), maar door deszelfs voldoende ‘suggestiefheid’; kortom, precies het tegendeel weer van een bundeltje als Het Andere Land. - En waarom ‘esteties’? (ik schrijf Kollewijnsch met wat minder h's) Omdat Binnendijk het zelf heeftGa naar voetnoot6. over een bepaalde ‘aesthetica’Ga naar voetnoot*; omdat hij de cultus heeft van het ‘geslaagde object’. Jij tracht het begrip nu te verruimen - alsof het al niet moeite genoeg kostte elkaar te verstaan! Alles is in laatste instantie natuurlijk weer terug te brengen tot ‘literatuur’ en ‘aesthetica’, maar je weet wat we er nù mee bedoelen. (Flaubert tegen Stendhal, Walter Pater tegen Fielding; waarom zou precies dit onderscheid niet mogelijk zijn in de poëzie? vgl. maar Maurras - of Moréas, voor mijn part - met Corbière.Ga naar voetnoot**) Je reactie op Nutt. Verzet doet mij zonderling aan; maar wordt toch begrijpelijk als ik niet als jij doe, d.w.z. jou als kameraad stellen naast mij als zoodanig, maar de schrijver van Vera tegenover de schr. van N.V. Ik zei je: mijn voornaamste bezwaar tegen Vera is eig. dat het in wezen niet buiten Holland komt. De voornaamste waarden van N.V. (vanuit deze gezichtshoek bekeken) is misschien dat het niet in Holland komt. Wat jullie er zoo tegen hebben, is eigenlijk, geloof ik, jullie Hollandsche afkeer van iets volkomen on-Hollandsch. Het is overigens hoogstwschl. dat ik geheel uit de phase van dit boek (1926-begin '28) ben gekropen, maar het geeft daarom toch niet minder een kant van mij, dien jij niet kent en misschien nooit zult kennen, maar die wel degelijk bestaat. Malraux zegt: ‘een mensch reageert geheel verschillend, naargelang de pijl die hem treft déze of diè laag treft van zijn wezen’; - de pijlen die mij troffen toen ik N.V. schreef, waren dan geheel andere dan die mij treffen als ik naar de pen grijp voor een aanteekening in de Cahiers. De Cahiers zijn als mijn gesprekken, dus gericht tot (meestal mannelijke) vrienden-en- | |
[pagina 482]
| |
vijanden; in N.V. reageer ik op ‘het Leven’, dat voor mij meestal moet zijn als een soort intellectueele vrouw, waar ik verliefd op ben maar die ik meteen als grondig vijandig voel, en met wie ik dus strijd, maar voorzichtig,Ga naar voetnoot* koel; en beurtelings valsch en verteederd. (Het laatste woord verklaart de opmerking van Coenen,Ga naar voetnoot8. naar aanl. van N.V., dat ‘wie de Mefisto wil spelen, zelfs niet verkapt sentimenteel mag zijn’ - alsof mij de Mefistorol of het recept daarvoor ièts kon verdommen!) De rest mondeling. Zoek nu maar naar het minderwaardigheidscomplex in N.V.; dat zal er ook wel duidelijk in te vinden zijn, als je de manier maar eenmaal te pakken hebt! De anti-these tusschen ons bestaat nòg, al ben ik in jouw oogen dan ook niet direct meer een rotvent. Of tenminste: een groot verschil, van vorming, maar ook van (land)aard.
De rest mondeling; probeer deze maand nog hier te komen. Greshoff heeft ook plaats, maar als jullie je wilt behelpen kunnen jullie beiden bij mij. Tot ziens, hartelijke groeten, ook aan je vrouw, van je E. |
|