Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd686. Aan C. van Wessem: Brussel, 8 januari 1931Brussel, 8 Jan. '31. Beste Constant, Dank voor je briefkaart en de toegezegde regelen. Maar let alvast hieropGa naar voetnoot1.: ik heb geschreven ‘dartelen’ en ‘de dikke dame die niets in haar hoofd had’ weggelaten, omdat ik het onnoodig vond dat Greshoff dat lezen zou (anders dan door jouzelf ergens gepubliceerd);- overigens moet ik er je op attent maken dat het heele verschil tusschen ons dan ligt in het feit dat Gr's ‘dartelen’ voor jou mislukt is (altijd? werkelijk, altijd??) en voor mij, over het algemeen, geenszins. - Je zoekt in Gr. teveel een ‘kritikus’. Hij is veel meer een pamphlétaire. Maar als zoodanig persoonlijk, vurig, vlot, dikwijls alleraardigst en - wat het voornaamste is: moedig. Ik bedoel, hij is niet zuinig met zijn reputatie. Dat is iets. Nu wat anders. Wil je mij, zoodra deze je bereikt heeft, terugzenden: het vel of de vellen uit mijn cahiers waarin ik spreek over die verhalenbundel van Bijleveld. Er heeft n.l. in de Jan.-Gids een vrijwel inept stukje van Nijhoff over dien bundelGa naar voetnoot2. gestaan, waarop ik wil antwoorden. (Wil je mijn antw. in de V.B. - uitstekend, anders gaat het naar D.G.W.) Zend mij er ook bij: het stukje wat er aan hangt, over Stendhal en Marsman.Ga naar voetnoot3. | |
[pagina 382]
| |
De klier Borel, verre van mij een proces aan te doen, heeft anoniem geriposteerd in het Vaderland, of het làten doen (op zijn best); Gr., zeer verontwaardigd hierover, schreef heet van de pan (en verzond idem) een stuk voor D.G.W., dat ik niet gezien heb. Daar jij naar Berlijn getrokken was, kon ik jou geen plaatsje vragen voor een ‘voetnoot’ in de V.B. Dus bleef mij maar één ding te doen: ik heb naar de red. van het Vaderl. zelf geschreven om hun dat ‘anonieme poenigheidje te signaleeren, als - qua procédé, woordkeus en karakterkennis - het typeerend getuigenis van een huisknecht.’ Zij zullen dat daar wel niet plaatsen. - Maar op deze manier blijft mij de mogelijkheid, er publiek op terug komen, indien de klier in kwestie opnieuw manifesteert. Ik weet niet wat ik tegen dien vuilik heb - die werkelijk niet de eenige is in zijn soort! - maar ik zou hem den grond in kunnen trappen. Ik geloof dat ik het niet zetten kan dat hij - met zóó'n smoel! - ons aan zijn braafheid zou willen doen gelooven, en aan zijn ernst voor de ‘poëzie!’ Nu, ik hoop dat je je geamuseerd hebt in Berlijn. Laat van je hooren zoodra je kunt. Hart. gr. van je E.
Ik zag Balans.Ga naar voetnoot4. Wat heb je daar nu voor raars in geschreven? Krijgen we meerdere avonturen van die jongedame? Geeft zij soms de lessen in charleston? Ik ben ongerust... licht mij spoedig in! |
|