Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 308]
| |
609. Aan J. Greshoff: Brussel, midden oktober 1930Beste Jan, Dank voor het vele gezondene. Hierbij Latijnsche Lente terug, dat ik niet hoef te hebben (het heeft toch eigenlijk nog lang niet de toon van later, die mij lief is, en ook je studiën over Fransche krijgslieden en Belgische poëetenGa naar voetnoot1. zal ik wel niet dikwijls herlezen); - daarentegen had ik héél graag Une Saison en Enfer. Doe daar dus èrg je best voor! Heeft Hellens er niet een ex. van? anders zal ik hem dàt vragen. - Verder ook graag de Mengelstoffen (I). Het 2e deel ervan moet bepaald ook uitgegeven worden; ik vind dit boek stùkken aardiger - en ook aardiger geschreven - dan Lat. Lente. Hierbij 2 N.R.C.'s met een kritiek van Vic op de soosjelisten en een verheerlijking (de lang-verwachte!) van Coster door Donker, waarin ook UEd. vermeld staat.Ga naar voetnoot2. Met zòrg lezen. - Ik heb lust vroeger of later een ‘Gesprek over Dirk Coster’ te maken. De kopyGa naar voetnoot3. is in orde en gaat nr. Breuer terug. Moeten er niet een paar stukken bij, als die over de Catalogus van Hellens en over Arie Delen? en Huib Hoste? - Breng mij die dan vanavond b.v. Dan kan je ook Pierrot en Keuls mee terugnemen. Of neen, die doe ik hierbij. Pierrot is aardig, Keuls over 't algemeen labbekakkig. E. |
|