Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd586. Aan G. Burssens: Brussel, 15 september 1930Brussel, Maandag. Beste Burssens, Terugkomende uit Gistoux, waar ik enige dagen geweest ben, vond ik je telegram, dat, volgens mijn vrouw, Donderdag gekomen is. Mijn vrouw verstaat 1o. geen Nederlands, heeft 2o. toch geprobeerd mij op te bellen om mij te zeggen dat er een telegram van jou was (ze kent je naam) - maar de verbinding met Gistoux laat sedert enige tijd alles te wensen over, met het gevolg dat ze geen kommunikatie heeft gekregen. Het spijt mij erg dat het zo gelopen is. Gelukkig had je Jespers bij je, zodat je tenminste je niet hebt verveeld? Laat ons hopen dat het een volgend maal op wat beters uitdraait! Hoe is het nu met die brievenkwestie? Moeten de namen van de geadresseerden er ook voluit bij, of worden die gewoon in letters aangegeven? (Ik zou zeggen, het laatste.) Zoek in ieder geval die brieven uit, die werkelik iets zeggen; ik ben bang dat het anders erop gaat lijken of we vnl. reklame voor onszelf hebben willen maken. Verder zo min mogelik brieven die elkaar ‘dekken’, ik bedoel: waarin met een lichte wijziging hetzelfde verteld wordt (b.v. aan jou en mij zal hij soms wel dezelfde dingen hebben meegedeeld, niet?) - Ik vind dit werkje en deze uitgave interessant - omdat het de mens raakt - maar ook uiterst delikaat. Enfin, doe je best en laat me er méér van horen. Met hartelike groeten, steeds je EdP.
P.S. - In antwoord op je vorig schrijven: Zouden die mensen van De | |
[pagina 273]
| |
Gemeenschap weten wat ‘un cul’ en ‘un con’ is? Misschien drukken ze dat liedje af, zonder énigszins te vermoeden dat het hen van zo nabij aangaat.Ga naar voetnoot1. |
|