Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd583. Aan V.E. van Vriesland: Gistoux, 12 september 1930Gistoux, Vrijdagmorgen. Beste Vic, Vanmiddag bij Sander op kantoor zijnde, was ik getuige van het binnenkomen van 2 exx. drukproef van je Cornet; waarvan ik 1 ex. hierheen heb meegenomen, uit groote behoefte het eindelijk - in het Hollandsch! - te lezen. Je vertaling is zóó, dat ik er nu naar hunker om van jou een vertaling te lezen van de verhalen van Von Kleist; ik heb n.l. geprobeerd ze in het Duitsch te genieten, maar het wèrk, | |
[pagina 270]
| |
aan dat lezen verbonden, maakt mij alle genieten onmogelijk; ik ken geen Duitsch, en zooals ik er voor sta, kan ik niet tegen Duitsch. Probeer eens, Vic, die verhalen vertaald te krijgen bij de W.B. bijv.; is dat niet te doen? zij gaven immers, meen ik, een vert. uit van Käthe von Heilbronn.Ga naar voetnoot1. - Ik heb deze proeven maar meteen gecorrigeerd en stuur ze gelijk hiermee; mogelijk krijg je dit ex. nog vóór dat van Stols. Ik schreef er een paar kleine ‘voorstelletjes’ naast, die je me wel niet kwalijk zult nemen; ze zijn gemakkelijk weg te vegen, zijnde in potlood. Moge het boekje spoedig uitkomen! Van Sander hoorde ik nog dat de tekst van De KinderkruistochtGa naar voetnoot2. gezet is, zoodat die ook binnenkort kan worden verwacht, in drukproef tenminste. Waarom geef je nu je prozagedichten niet uit? Doe niet zoo literair en zeg ze aan Stols toe: voor het laatste nr. in de Luchtkasteelen. Het kost je één of twee avonden om dien tekst nog wat bij te werken, als je dat wenscht; en de datum die je erbij kunt zetten is toch een excuus, als je vindt dat het boekje zooiets behoeft. Het zou mij spijten als je het boekje niet uitgaf, en Stols ook, naar hij mij zeide. Hoe gaat het nu met je verplichte schrijverij? Als je er op een gegeven oogenblik tè zeer je bekomst van krijgt, zou je dan niet iets erop kunnen vinden om toch naar je broer in Palestina te gaan? Je kunt niet weten wat je dààr vinden zult, alvorens er heen te zijn gegaan; vind je er niets, dan kom je terug en beschouwt het proefneminkje als een verdiende vacantie. - Of ben je er zoo erg nog niet aan toe en heeft het ploeteren tòch iets ‘reizends’? (ik hoop dat ik het goed schrijf) Nogmaals, als ik iets voor je kan doen, schrijf het me. - Ik denk dat ik eind van de maand naar Holland ga, vóór Slau's nieuwe ‘uitvaart’Ga naar voetnoot3.; ik hoop jou dan werkelijk te zien. Ik logeer in Den Haag, maar kom dan even daarvoor in Amsterdam over; als het je genoegen doet, tenminste. (Ik ben een beetje huiverig geworden met vriendschappen: eenige kleine maar nogal veelzeggende dingetjes uit den laatsten tijd zijn daar schuld van.) - Schrijf me af en toe een woordje, drie regels, om me te zeggen hoe je het maakt. Nog wel dank voor je bemoeienis inzake dat ms. voor Coenen; en even zooveel dank voor het terugbezorgen ervan. Ik ga er wschl. | |
[pagina 271]
| |
nog wat aan werken en ben in ieder geval blij dat ik het terug heb. - Nu, beste kerel, hoû je taai, en geloof me van harte je E. |
|