Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd581. Aan C. van Wessem: Brussel, 9 september 1930Brussel, Dinsdag. Beste Constantijn, Het gaat weer een hoop beter; ik ben burgerlijk maar rustig behuisd, en doe als jij: ‘leef, schrijf en min’ - o neen, dat deed Beyle, ArrigoGa naar voetnoot1.; dus, wat was het? ‘leef, lees en werk’; - leef, als je daaronder verstaat dat ik (weinig) slaap, (nogal weinig) eet en (zeer weinig) wandel. Bref, le calme plat; na die bête stormpjes! Erg bevorderlijk voor de productie is dit dan ook niet; en ik mag tot literaire figuur gebombardeerd zijn tot de dakpannen door de straten keilen, knijp maar eens honing uit een citroen, vooral als dezelve oud begint te worden. (Dit laatste als metaphoor!) | |
[pagina 268]
| |
Behalve een artikel over Ter Braak, wiens Carnaval mij in de Ardennen bepaald enthousiasmeerde, schreef ik niets meer. Mijn Petrus en Paulus viel mij bij herlezing niet mee; ik vroeg nu revisie aan, omdat ik er nogal veel in gewijzigd heb, eenige platitudes van uitdrukking, fouten van representatie,Ga naar voetnoot* enz. Ik heb dan ook besloten er niet meer aan te werkenGa naar voetnoot2. en het verhaal, een klein beetje meer afgerond, als klààr te beschouwen en op te nemen in den bundel waar het thuishoort, n.l. in een event. herdruk van Nutteloos Verzet. Inpl. van in dialoogvorm, laat ik dit dan, na een kleine gesproken inleiding, door een van de sprekers ‘voorlezen’. Moeilijker maak ik het mij niet. Ik ben benieuwd naar je Waterloo. Maar waarom zoo'n droge titel? Waarom niet ook een aardige titel bedacht, b.v.: De geretoucheerde veldslagGa naar voetnoot3. - of: Het tweede Waterloo - of iets dergelijks? Werk je aan iets anders, op dezelfde manier? Denk er om: als ik aan mijn literaire figuur iets schuldig ben, jij begint het te worden aan je leeftijd. Stendhal schreef Armance toen hij 44 was en Multatuli begon zijn heele literaire carrière op zijn 40e; voor jou, die nu bijna 38 bent (is het niet?), wordt het tijd in jezelf te duiken en je voor een serieus gevecht met de materie klaar te maken. Ik wou dat ik een goed stuk kon opschieten met mijn roman; maar het oogenblik daarvoor schijnt niet gekomen. O ja, - iets wat ik je al lang had willen zeggen: - waarom houd je voor de Vr. Bladen niet een serieuze kroniek bij over het ‘nieuwe proza’? Na je groot artikel,Ga naar voetnoot4. dat als een inleiding daartoe beschouwd kan worden, zou je dat eig. moeten doen. Je hebt bovendien een goed stuk over Den Doolaard geschreven en over Mario Ferrari,Ga naar voetnoot5. ga nu vóórt: bespreek Schuim en Asch, Carnaval der Burgers, De Vijf Vingers, alles wat er maar aan ‘nieuw proza’ verschijnt, goed of slecht, desnoods potsierlijk, zooals b.v. De Monnik uit het Westen van Victor J. Brunclair, die eenvoudigweg om je te besijken is! Maar... pretenties heeft van ‘nieuw proza’ te zijn. - Later zou je deze artikelen dan kunnen bundelen. Nu, laat eens wat meer van je hooren. Met hartelijke groeten, je EdP. |
|