Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd575. Aan V.E. van Vriesland: Brussel, 23 augustus 1930Beste Vic, In aansluiting op mijn vorigen, even dit woordje. Coenen en ik zijn elkaar aan het ‘mamours’ maken. Hij houdt wschl. het ridderverhaal, en ook mijn verzen. Ik schreef hem nu zelf over dien roman, en dat ik graag vernam: wannéér, ingeval van plaatsing. Laat ons dus eerst rustig afwachten; misschien kan ik je iederen tocht besparen. Als hij het ding niet neemt, kan hij het naar Bouws sturen of kan ik Bouws vragen het bij hem op te halen. | |
[pagina 262]
| |
Je hoort er nog wel meer van, in een beter schrijven. Hoû je taai en schrijf - voor het welzijn van Nederland! Je Ed. Heb je al veel schoons naar Balans gestuurd?Ga naar voetnoot1. Ik: De Wachtende. Of is dat er te ‘serieus’ voor? Brussel, Zaterdagavond. |
|