Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd535. Aan V.E. van Vriesland: Gistoux, 24 mei 1930Gistoux, Zaterdagmorgen.Ga naar voetnoot1. Beste Vic, Ik krijg daarnet inderdaad een levensteeken van je: echter niet de beloofde brief - o, geenszins! - maar een uitknipsel uit de N.R.C.Ga naar voetnoot2., mij door Willink gezonden en bevattende je meening over Urba- | |
[pagina 219]
| |
nus, door Jan van Nijlen genaamd: Urbaaf, - of Urbave. Je bent nog veel te zacht voor dien idioot. Als Coster verzen schrijven zou, zou hij precies zulke verzen schrijven als deze idioot. Deze idioot vertoont overigens in zijn ‘klassieke’ verzen zelf, bedenkelijke verschijnselen, b.v. hij vertelt ons ergens dat hij een breiend huis heeft, en verder, in een héél pornographisch sonnet (dat mij toch niet met hem verzoent) spreekt hij ons van leege (of open), hakende geslachten - waarmee hij simpelweg, wat wij kutten noemen, bedoelt. Ik ben zéér benieuwd geworden naar je conclusie in het tweede stukje, maar vrees dat je te fatsoenlijk tegenover deze boerenbedrieger-inden-grooten-lijn zult blijven. Van de Voorde moest anders, bij menschen als wij, bovenaan de lijst staan van de heeren waarvan Tailhade zong: ‘Ces messieurs manquent d'agrément -
N'ayant plus l'essorillement
Nous les mettrons dans la poubelle.’
***
Verder klaag ik je aan wegens bijna-verraad gepleegd tegenover de schim van Johan Andreas Dèr Mouw; n.l. daar waar je schrijft: ‘het kosmische... doordringt ook de verzen van b.v. Besnard en Dèr Mouw; maar hoewel minder glad, gedragen en innemend, gaan deze toch dieper.’ Over Besnard zouden wij het nog nader kunnen hebben, maar, Vic, Dèr Mouw is: èn gladder (want meer voor de vuist gesproken en zonder die Vlaamsche potsierlijkheid in het toepassen van stadhuistermen die ook V.d.V. kenmerkt - ik zou je met zijn bundels vóór me direct 20 voorbeelden daarvan aan kunnen wijzen) - èn meer gedragen (overal waar Dèr Mouw meer gedragen heeft willen zijn) èn innemender (o, mon Dieu, 80 × innemender!) Vic, doe penitentie tegenover de schim van je ouden vriend, en schrijf die penitentie ‘gehandteekend’ op de billen van Urbave. (Maar pas op voor zijn hakend geslacht.) ‘Voor het overige ben ik van meening’, dat de beloofde brief van Victor van Vriesland nu wel spoedig zou mogen verschijnen.... Tot nader. Steeds je Ed. |
|