Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd472. Aan A.A.M. Stols: Amsterdam, 26 maart 1930Amsterdam, Woensdag. Beste Sander, Het raadsel van brief 249, mede uit Amsterdam verzonden, is opgelost. Vanmorgen kreeg ik eindelijk van de post een papier waarop vermeld stond wat het onderzoek had opgeleverd, n.l. dat brief 255 (verzonden postkantoor Hobbema-straat) op je bureau was ontvangen of althans afgeleverd (!), en verder dat gebleken was dat er nog een anderen brief dienzelfden dag verzonden was (v/h postk. Amsterdam-Zuid, Gerard Terborchstraat), mede van mij aan jou, dragende het nr. 249. Het eerste moment heb ik wat gek gekeken, maar de zaak is toch heelemaal niet ingewikkeld. Ik heb n.l. in dienzelfden tijd 2 pakken met copy aangeteekend verzonden: een aan jou (bevattende het ms. van Cahiers van een Lezer 1) en een aan Hellens (bevattende het ms. van Hellens' nieuwe boek Les Filles du Désir).Ga naar voetnoot* Deze 2 pakken zijn gelijktijdig verzonden aan het postk. Zuid (Gerard Terborchstr.)- | |
[pagina 139]
| |
- en, blijkbaar op denzelfden dag, maar later: aan het postk. Hobbema-str., de aanget. brief met het geld. - Ik herinner mij niet je eenigerlei ander papier aangeteekend te hebben verzonden, en alles is in die ééne week gegaan, het kàn dus niets anders zijn geweest dan het ms. van Cahiers van een Lezer I. In Brussel kwamen de twee zendingen natuurlijk samen en werden gelijktijdig (?) op het bureau afgeleverd. - Je schreef me het ms. ontvangen te hebben en dat het zelfs reeds ‘ter zetterij’ was. Dat is dus terecht gekomen? Schrijf mij dit nog even. Herinnert mej. de C. zich nu dat ze wèl mijn handschrift (dat ze volgens Germ.W. zoo goed kent) op een pak heeft gezien, maar werd haar geen brief daarbij afgegeven? Dat zou vreemd zijn... En het allervreemdste blijf ik vinden dat men afteekent voor twee dingen en zich er geen rekenschap van geeft dat men dan twee dingen te ontvangen heeft, al was het een horoscoop-papiertje of een klos garen of een tinnen lepel! Hoè je ook zoekt en tracht de zaak te reconstrueeren, alles zal natuurlijk blijven devieeren op dat gebrek aan memorie of hoe je het noemen wilt van die jongedame, die een allerliefst kind is, maar die niet weet waarvoor ze twee maal heeft afgeteekend! - Als men het omslagpapier van de Cahiers nog terug kan vinden, zal daar wel het nr. 249 op staan, daar ben ik zeker van. Maar dat vindt men natuurlijk niet. Herinneren de juffrouwen zich niets van de aankomst van dat pak? Germ. W. zegt dat jij dien dag den heelen morgen op bureau was en zij bijna voortdurend uit. In dit geval begrijp ik niet dat mej. de C., na voor die twee dingen te hebben afgeteekend, ze niet onmiddellijk bíj jou heeft gebracht! Of was jij ook zoo verstrooid? De rest bespreken we mondeling: ik schrijf je dit nu om jou verder zoeken te besparen. Ik ga straks of morgen voor 2 dagen naar Den Haag en logeer dan bij Henri Mayer; 30 dezer zijn we in Brussel terug - in het Grand-Hôtel. Ik bel je dan op in de av. des Cerisiers, want het is dan Zondag. Je E. |
|