Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||||||||
445. Aan A.A.M. Stols: Amsterdam, 7 maart 1930Beste Sander, Je briefje heeft me de stuipen op het lijf gejaagd, en ik betreur het dat je me niet eerder schreef. Maar enfin, laat ons hopen dat we er zóó ook ‘achter’ komen. Jan zal je reeds een en ander hebben uitgelegd. Vanmorgen heb ik hier 3 postkantoren afgeloopen:
Zij zullen nu dus in België eerst moeten onderzoeken wat daar met den brief gebeurd is. - Blijkt dan dat hij, na eenigen tijd liggen, werd teruggezonden, dan wordt het onderzoek hier weer voortgezet. Dus afwachten, of dààr zelf doen wat je kan. Ik schreef Germaine Wouters om haar te vragen of zij zich niets herinnert van een aanget. brief uit Amsterdam die misschien werd aangeboden kort na je vertrek? Schrijf mij eens:
Tot nader. Met hartelijke groeten, ook aan Greet, steeds je Ed. | |||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||
P.S. - Daar ik tot nader order veronderstel dat je, evenals in de Amerikaansche film, door een ‘gang’ van het gevaarlijkste gespuis omringd bent, dat al je dienstboden, concierges, kantooropvegers enz. enz. er deel van uitmaken, schrijf ik je aan Jan's adres. - Maar grapjes opzij: ik vind dit een èrg vervelende zaak. Na al het gepraat erover, had ik je dat geld snel willen zenden...
Amsterdam, Vrijdagmiddag, 7 Maart 1930. |
|