Brieven. Deel 2. 1 januari 1930-31 maart 1931
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Over de verzen van P.v.O. schreef ik je reeds; die rot-Sikkel-man heeft bezwaren en schijnt die te mògen hebben! Daarentegen zend ik je een ms. zijnde een tooneelstukje van KelkGa naar voetnoot1., dat ik werkelijk wel grappig vind. Het is veel beter dan Katrijn, en misschien wel het beste wat hij geschreven heeft; Slau vindt het ook zoo aardig. Als je dus je rancune tegen Kelk (over dat stukje tegen Jan) kunt overwinnen, zie dan eens of je er niet een nummer van de serie van kunt maken - al is het een tooneelstuk, - de titel is aantrekkelijk en het laat zich heel goed lezen; je zou iets veel minder goeds kunnen krijgen, voor mijn gevoel. Enfin, kijk het door; daar ik over deze getypte copy beschikte, heb ik ze persklaar gemaakt. - Verder geen nieuws dan dat mijn moeder nog altijd zeer beroerd is - (dit in aansluiting op mijn brief aan Jan) en dat ik gaarne eens wat van jou zou willen hooren! Groeten, ook aan Greet, van je Ed.
390 Marnixstraat, Amsterdam.
P.S. Mijn moeder heeft dat geld nog niet aan je vader gezonden; ik zal het jou laten zenden, zoodra ze wat beter is. Ze is er op het oogenblik héél slecht aan toe. - Zendt je me gauw een ex. van Ernestine? Ik brand van verlangen... |
|