Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 458]
| |
52. Aan O.-J. Périer: Gistoux, 5 juli 1926Uit Gistoux, bij Waver (Waals-Brabant) Beste Périer, Waarschijnlijk vergis ik me, maar het lijkt me - vandaag, maandag 5 juli (geloof ik) ‘XXVI, 9 uur 's ochtends - dat ik je een vervolg schuldig ben op mijn brief over de engelen. Ik heb nu alles gelezen. Als ik een ogenblik heb kunnen denken dat je engelen zich - en ons - gingen amuseren, heb jij, heeft de schrijver, me verschrikkelijk uit de droom geholpen. Wat een intreurig verhaal over gevallen engelen - zoveel jammerlijker en met zoveel minder glorie gevallen dan die uit de Apocalyps! als dat nu voor jou een spel is?... Enkele ‘intelligente’ lezers, die misschien alles begrepen hebben, zullen zeggen: ‘Périer heeft een satire geschreven over jonge mensen die denken dat ze anders zijn dan de rest’. (Ondanks je uitleg op blzn. 157-158 ontkom je niet aan zo'n compliment.) Terwijl je vrienden niets anders kunnen doen dan berusten en je in koor citeren: ‘Ons verhaal is nobel en tragisch’... Afijn, ze maken je wanhopig, die engelen van jou, maar ze zijn toch wel aardig; Alpha ook, ondanks zijn superioriteit. Overigens geloof ik daar niet in. Als Alpha is weggevlogen, dan is hij niet erg ver gekomen, neem dat maar van mij aanGa naar voetnoot*. Hij was al ‘te veel mens’ geworden. De enige in wie ik vertrouwen heb als engel, is Jacques Durand. Als je zijn avonturen eens opschreef - als een soort ‘vervolg’; je bent ons dat eigenlijk verschuldigd. Heb je eenmaal het hele boek gelezen, dan sta je er niet meer van te kijken. Soms is het uitstekend, naar mijn mening, vooral Les Rois Mages vind ik schitterend (bijna uitsluitend om Jacques Durand), en Alpha Equilibriste (daarin staat een prachtige zin die ik, als je het goedvindt, graag zou willen citeren: ‘Ik zou niets weten dat de moeite waard is om je er geheel voor in te zetten’ - een zin die Michel en Misère op een dag tegen Alpha zullen gebruiken, als ze elkaar ooit weer zien, een zin die hen, Michel en Misère, vrijpleit, of Alpha dat nu wil of niet), en verder, ik zou zeggen ‘natuurlijk’, Dans un Fau- | |
[pagina 459]
| |
teuil. Het had ook kunnen heten: Alpha corrumpu. Want hij mag het publiek dan wel meer verachten dan die oude aftandse vent en voor die oude aftandse vent meer achting hebben dan voor het publiek, het feit dat hij die vergelijking aanvaardt pleit al tegen hem. Als hij op dat moment, nog steeds glimlachend, maar voorgoed walgend van alles, weg was gevlogen... maar die knipoog, hoe intelligent ook, verraadt hem. Hij gaat door met spelen, zoals in het volgende hfdst. staat, maar alleen nog, zou Jarry zeggen, met je reinste verdrek. Maar - de verdrek was niet zo slecht!... uiteraard). Périer, (mijn beste schrijver!) wees gauw eens zo vrolijk, dat je je wreedheid laat varen, kijk desnoods niet naar jezelf noch naar ‘een paar mensen van wie je houdt’, en maak van Jacques Durand een onberispelijke engel. Ik bedank je toch oprecht voor deze engelen, deze ‘echte engelen’. En aangezien Alpha het vermakelijkst is, verwijt ik je zelfs je voorkeur voor Alpha niet. Ik draag de tekening boven deze brief aan jou op; lach niet: Alpha heeft zich later een snor aangemeten om een zekere gelijkenis met Arsène Lupin beter uit te doen komen; Michel is, zoals je zei, veel dikker geworden terwijl de wallen onder zijn ogen ronder werden; en Misère droeg vanaf het moment dat hij vaak in het café van letterkundigen kwam een Windsor-bril (deze gewoonte raakte hij later niet meer kwijt). - Stuur je me nog het portret van Barnabooth? Een stevige hand EduP. |
|