Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd350. Aan A. Roland Holst: Oxford,Ga naar voetnoot1. 5 november 19295 Nov. '29 Beste Jany, Bij het openen van de enveloppe heb je gezien... het goede - en | |
[pagina 428]
| |
het droevigeGa naar voetnoot2. resultaat, 1. Ik in je Mieter-hotel, 2. Freule MiekGa naar voetnoot3. niet bereikt. Ik had maar één avond, daar ik den volgenden morgen (gisteren - Maandag) om 8.37 uit Brussel moest; ik ben bij de V.L.'s geweest, waar ik alleen MinnieGa naar voetnoot4. thuis vond; de Freule was uit, sedert den vorigen avond aan den zwabber met vrienden en vriendinnen, dichterlijk genaamd Ten Kate en Perk en zoo... Bon; ik heb twee uren, geloof ik, op haar gewacht, of twee uren na het uur waarop ze thuis had moeten zijn. Daarna moést ik naar Jan en Aty. Ik heb er nog even over gedacht om de missie aan Jan over te dragen, maar jij hadt gezegd met ‘niemand’, dus... En misschien had hij het van zijn kant niet prettig gevonden? Zoo ging de brief naar Engeland mee en vanuit E. naar jou terug. - Als ik weer in Br. ben, wil ik wel die epistels overbrengen, als je me belooft dat het niet àl te ernstig wordt, òf dat je trouwen gaat! Minnie maakte zich, geloof ik, een beetje ongerust over die warme genegenheid. Gisteravond EvelineGa naar voetnoot5. ontmoet. Zij is véél knapper dan op de photoGa naar voetnoot* - maar dat is het hem juist, nu moet ik hièr weer aan wennen. Ze is ook heelemaal niet ‘strong-looking’, maar eerder klein en frêle; ik voel me altijd een beetje huiverig tegenover breekbare waar en dan - ze is 1o. maagd; 2o. te goed voor een love-affair en passant. Ik heb overigens den indruk dat heel veel - zooniet alles - van mij afhangt. Ze is allerliefst geweest: jij was al in optima forma bezweken, denk ik. Ik hèb nu eenmaal niets van een seducteur; ik wil weten of ik van haar houden kan - anders maar liever een warme vriendschap, en dan kan ze schoon tegenover haar toekomstigen (Britschen) man komen te staan. (Staan? - enfin...) Straks zie ik haar in het zonlicht en maak een groote wandeling met haar. Ze spreekt alleraardigst Fransch: heel correct met een heel klein tikje accent, dat er | |
[pagina 429]
| |
snoezig bij komt. - Wat zal ik je verder zeggen? Vooreerst niets. Over eenige dagen komt misschien de brief van ons beiden, d.w.z. - niet dat er naar bed gegaan is - maar dat er van beide kanten méér is - erkend en overtuigd en uitgesproken méér - dan de ‘warme vriendschap’ voornoemd. Anders hoor je niets meer - dan als ik je in Ascona kom opzoeken. (Wanneer?) Veel dank intusschen nog voor het telegram. Gelukkig dat je het in het Engelsch hebt opgesteld. Ik geloof dat die arme Simone zich kranig houdt, maar brandt van jalouzie: ze voelt den strijd vnl. als zoo erg ongelijk. En déze spreekt van ‘franc jeu’! We zullen zien hoe zooiets gespeeld wordt: na de éérste dagen. Ik voel me erg onzeker, heelemaal het tegendeel van een libertijn. Nu, tot nader. De hand van je Ed. |
|