Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 390]
| |
boord-geen wasch- en badinrichting in Friesland te bespeuren-men poept in tonnen, enz. enz. - bref, om allerlei redenen, te lang en te moeilijk om te beschrijven, ben ik Bergen voorbijgespoord et me re-voilà à Gistoux. Simone heeft je een mooie brief met fouten geschreven, naar het schijnt; tout va pour le mieux en daar zelfs Slau serieus in aantocht is, zou ik nu maar probeeren in Augustus over te komen-of wordt het een winter-bezoek, en dan in Brussel? Mijn moeder maakt zich ongerust dat je neurastheniek gaat worden in Bergen en neemt zich weer voor je te schrijven. Wat te vertellen van de St. Nicolaasga(den)Ga naar voetnoot1.? Ik heb er allergezelligst gelogeerd; Jacques verwoed uitgehoord over zijn 1001 boeken, die hij niet heeft gelezen (hij geeft voor versteld te staan van alles wat ik las en vindt mij een verdwaasd literator), verder mij kostelijk geamuseerd met allerlei boutade's van hem, rijkelijk anisette gedronken (wederom tot zijn welwillende minachting) en nachten opgezeten waarin wij, ma foi, soms krom zaten van het lachen (o.a. over de gedichten van dien jongen Koch van wien ik je wel eens vertelde en die nu gepubliceerd schijnt te hebbenGa naar voetnoot* onder den schuilnaam van Adolf ter HagheGa naar voetnoot2.). Ten slotte een soort buikloop gekregen-wschl. toch niet alleen van het lachen. De laatste nacht mijn hart opgehaald aan stormgeloei en kletterende regen, mij in ‘Wuthering Heights’ gewaand en geen oog toegedaan-ook vanwege de vele sigaretten die ik Klaartje had helpen rooken. Gisteren in Rotterdam nog even Donkersloot gezien die mij na brieven en portretten nòg meer is meegevallen. Toen in den trein een idioot gesprek gevoerd met een Fransch leliebel dat ik-God mag weten waarom!-had aangesproken. LafcadioGa naar voetnoot3. had zichzelf, na zóóiets, veroordeeld tot minstens 15 punta! God-God, wat ben ik dikwijls toch nog een allertreurigst soort idioot! Dat malle wijf, dat | |
[pagina 391]
| |
zichzelf nog voor een beauty hield, en dat, door al de glimlachende hatelijkheden heen die we elkaar verkochten, het nog noodig vond haar neus te poederen en haar mutsje op en af te trekken om me te laten zien tot welk een prachtige kleur zij haar haren ontkleurd had,-dat mensch, dat opeens met een film-operateur getrouwd scheen (of bleek), was op de hoogte van-ik bedoel het niveau ook-van P.G. van HeckeGa naar voetnoot4. en die Brusselsche surrealistjes, zonder zelf overigens, zei ze, surrealiste te zijn... Bon! bij aankomst in Brussel van Chevasson gehoord dat de heeren Breton en Aragon een stukje hebben gelanceerd over ‘l'escroc Malraux’, in een speciaal surrealisten-nr. van Variétés. Ik heb je opeens weer je verre onverschilligheid voor het ‘literaire leven’ benijd. Wat zit dat ‘leven’ toch vol met allerlei ploertigheidjes, en inderdaad, hoe volkòmen verschillend is dat alles van ‘waar het op aankomt’. Ah! een vraag te beantwoorden nog: Jacques en Klaartje gaan op het oogenblik uitstekend samen. Ik heb het idee dat Kl. muurvast van hem houdt et pour cause. Hij is alleraardigst voor haar, met haar, hij laat haar lachen. Een overrompeling is ten slotte altijd mogelijk, maar ik heb volstrekt niet het idee dat Kl. zoo maar een andere richting uit zou gaan; ik heb het expres met haar over die bohème-spelletjes gesproken en zij vindt ze humoristisch, wat een goed teeken is. Ze was tegenover mij zeer spraakzaam en vertelde mij allerlei kluchtige schandaaltjes, zooals die onder breeddenkende families van en om ‘de Kring’ plegen plaats te hebben. Summa summarum: vooreerst lijkt alles me gezond (als ik 't zoo noemen mag.) Slauerh. had denzelfden indruk. Morgen ga ik naar Br. om dien dokter te bedanken en je een tweede flaconnetje te sturen. Laat daarna weer eens wat van je hooren. - Het beste! La patte van je Ed. |
|