Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd290. Aan H. Mayer: Gistoux, 14 mei 1929Gistoux, 14.5.29. Waarde Heer Maijer, In dank het groote pak ontvangen. Eerstdaags gaan Babel en de 3 andere terug. Inderdaad, het is niet onaardig, dit alles, maar mij toch wat vèr en ook wat erg kunst-alleen. (Intusschen, van de drie zou Babel mij nog het meest aangetrokken hebben.) Ik begin aan De Berg. Is die bloemlezingGa naar voetnoot1. u misschien door Jan Gr. besteld? Ik dacht dat hij een recensie-ex. zou aanvragen. Het is een hopeloos prul, met een inleiding van minder dan niets: daar wordt dan nog een doctor in de letteren voor in het veld gebracht. Ik heb eigenlijk geen lust er iets over te schrijven; mocht dat andere ex. dus nog komen, dan zend ik u één ex. terug en het andere aan Anthonie Donker met verzoek de ‘bespreking’ voor mij af te doen. | |
[pagina 368]
| |
Nu komt dus nog Andersen. Wat zijn de Antieke Verhalen? Als het zooiets is als God en Goden, heb ik het niet noodig. Antiek Toerisme kan ik van Jan krijgen. Schimmen van Schoonheid interesseert mij niet (ik las daarvan een staal in Lucrezia). Wat is Uit Blanke Steden onder Blauwe Lucht? Een reisbeschrijving? dan ook maar niet. Wat is Herakles? Dan komt De Ongelukkige. Dat zou ik toch wel willen doorkijken, bij gelegenheid; en ook De Komedianten. Voor de Verliefde Ezel heb ik, dunkt me, genoeg aan Lucius en Apuleus,Ga naar voetnoot2. uit welke laatste trouwens ook het Psyche-verhaal is ‘ontleend’. Wat is Legende, Mythe en Fantazie? U ziet, wij naderen het einde. Veel dank voor alles, en steeds uw dienstwillige EduP. |
|