Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd289. Aan N.A. Donkersloot: Gistoux, 8 mei 1929Gistoux, Woensdag. Beste Donker, Ingesloten de boekbesprekingGa naar voetnoot1. terug, die ik zéér sympathiek vind: helder geschreven en persoonlijk, met wat de criticus-die-zijn-taak-au-sérieux-neemt aan de persoonlijkheid van een ander verschuldigd is. Natuurlijk geeft een kroniek der poëzie je veel meer gelegenheid je uit te spreken en zelfs nog op een anderen-(verhevener?) toon. Greshoff voelt er veel voor, maar heeft gewetensbezwaren tegenover Herreman; hij zou een andere rubriek voor hem ‘creëeren’ en zien gedaan te krijgen, bij van Eckeren, dat jij de poëzie met Januari volgend jaar kreeg. Laten we er het beste van hopen en reken op mij om hem af en toe wat op te warmen. Als die Herreman-kwestie er niet was, hadt je die kroniek vandaag. Maar wees er zeker van dat Greshoff geen oogenblik betwijfelt dat jij het veel beter zou doen; zijn schroom is van ‘vriendschappelijk-humanen aard’.... (en zijn verlangen gaat uit naar jou).... Na wat je me van Davos vertelde, kan ik mij voorstellen dat je stof te over hebt. Juist dat weggaan en terugkeeren moet je voor allerlei dingen meer opmerkzaam hebben gemaakt en geeft natuurlijkerwijs reeds de phasen in je roman aan (decoratief beschouwd), dunkt me. - Verscheur die mislukte novelle niet, en als je het over je kunt verkrijgen, zend mij die eens. Maar ik dacht dat je 3 novellen klaar had: Madonna, Kameraad en nog één: Twee Vrienden(?); ik heb den brief niet hier waarin je erover spreekt. Kameraad vind ik een onaangenamen titel, waarom dan niet: De Kameraad? Ook Madonna zweemt mij te veel naar jong-Hollandsch werk, eerlijk gezegd; doet mij een beetje denken aan Roel Houwink. Je moet, volgens mij, ernaar streven die titels te vermijden die aan opstellen doen denken. Paul van Ostaijen zei altijd: ‘Het verschil dat er in Holland bestaat | |
[pagina 366]
| |
tusschen eersterangs- en tweederangs literatuur, is altijd het verschil dat er bestaat tusschen het opstel van een H.B.S. - leerling en van een H.B.S. - leeraar’. - De Arabesken van Couperus zijn aardig-als alles wat hij schreef, eigenlijk - maar zijn kracht komt volgens mij niet uit in de novelle, maar in den roman. Voor een novelle mist hij een grootere beheersching; zijn korte verhalen zijn niet genoeg samengetrokken; ik heb altijd het gevoel dat het aardige fragmenten zijn. In de romans is het eigenlijk precies hetzelfde, hij zit vol met romanciers-trucs: uitwijdingen, herhalingen, maar de constructie van het geheel geeft er ten slotte dien indruk van kracht aan, van rijkdom ook. Het is een tegenstelling met een roman als bijv. Les Faux-Monnayeurs van André Gide, waar sommige hoofdstukken achter elkaar gezet een meesterlijk kort verhaal zouden vormen (bijv. de vier bezoeken van Edouard aan zijn ouden muziekmeester La Pérouse). Dit boek onverwijld lezen, als je 't niet kent! Ik zend je overigens Moby-Dick van Melville, een van de geweldigste dingen die ik in jaren las. (Typee en White Jacket zijn daar documentair bijwerk naast.) Dat gedicht van mij heet inderdaad Traümerei. Of Droomerij. Ik heb Jan van Nijlen naar jeugdverzen gevraagd. Hij heeft niets, ‘hebbende alles zorgvuldig vernietigd.’ Dolk en KnoetGa naar voetnoot2. is heel aardig als plan, maar lastig uitvoerbaar. Je zou er haast een serie van kunnen maken! Er zijn alleraardigste artikelen in dien geest van allerlei onbekenden (ingezonden stukken, langvergeten kranten). Ik denk aan Karel Wybrands, de eerste polemist van Indië, die daverende stukjes heeft gepend, à la Multatuli, met meer ‘grappigheid’; in de Indische kranten zou je zéker moeten kijken. De ‘men of one poem’ lijkt mij makkelijker, maar waarom daar niet één bundel van gemaakt met de jeugdpoëzie? Jeugdpoëzie, deel I; Men of one Poem II. Het schijnt in Holland lastig te zijn om uitgevers te krijgen voor dergelijke uitgaafjes. Niemand koopt zooiets. Stols tenminste klaagt aanhoudend. Ik had hem voorgesteld een serie keurige boekjes uit te geven van onze 17e en 18e eeuwsche dichters (keuzen uit Hooft, Bredero, Vondel, Revius, Huygens, Starter, Poot, enz. zelfs uit menschen als Focquenbroch), telkens een bundel van 80-120 blzn. met een mooi in hout gesneden portret, en absoluut geen aanteekeningen of ander gelul. Hij voèlt er alles voor, maar durft er niet aan dènken het te doen. Het zou anders alleraardigst zijn: in de verantwoording der oplage zou men even kunnen | |
[pagina 367]
| |
vermelden wie de keuze heeft gemaakt en wie de houtsnede. Maar de menschen koopen zooiets niet, àls ze zoo'n boekje moèten hebben, nu ja, dan koopen ze het liever voor -95 cts. in een schooluitgaafje, met allerlei geleerdheid onder aan de bladzij, dat krijg je er dan nog BIJ.. Het zou anders ook hierin alleraardigst zijn, dat de keuzen uitsluitend zouden worden toevertrouwd aan jonge dichters: Buning, jij, Marsman, Greshoff, enz..... Ik ben benieuwd naar de Mariner (dat ding schijnt alle vertalers aan te trekken!) en de Rattenvanger, maar het meeste nog naar KruistochtenGa naar voetnoot3.. Ik voel nogal veel voor Cantré, maar misschien meer voor Jean-François, dan voor Jozef. Je moest ook nog eens een rijmprent uitgeven. Nu, mijn beste, hier neem ik voorloopig weer afscheid. Zend mij, als je kan, dat ‘eerlijk mislukte’ verhaal, ik ben dol op dergelijke mislukkingen. Ga voort met je vol moed open te stellen voor het nieuw-teruggevonden Davos en met je geen zorgen te maken voor de toekomst. Alles schikt zich, min of meer (nooit anders dan ‘min of meer’.) Je hebt de hartelijke groeten van Greshoff en de hand van je EdP. |
|