Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd283. Aan N.A. Donkersloot: Gistoux, 19 april 1929Gistoux, 19.4.29. Beste Donker, Ja, Acheron ontving ik eenige dagen geleden, waarvoor mijn dank. Ik heb het nog eens gelezen: het is agressiever knap dan Grenzen, maar als geheel toch een prélude tot dien tweeden bundel. De laatste verzen zijn mij de liefste, ofschoon toch bijv. Poppaea Sabina een heel sterk en gaaf sonnet is. - Ik ben zeer benieuwd naar je novellen; het proza wordt in zoo geringe mate door de jongeren beoefend. Ik weet natuurlijk niet precies wat Marsman en de heer Kuitenbrouwer van de Gemeenschap als proza=Proza beschouwen, maar ik zal er mij niet druk over maken, I assure ye! en doe het ook maar niet. Tot dusver interesseerde mij van de Holl. jongeren alleen het proza van Lichtveld-Helman. Van Marsman las ik bij ongeluk in Vrije Bladen een verhaalGa naar voetnoot1. dat je misschien ook kent, ik ben den titel vergeten maar het betrof het ontroerende avontuur van een jongen man die naar Amerika ging om volgens Europeesche begrippen (+ een antiek fonds door Xenophon) paarden te dresseeren, wat hem zoo goed afgaat dat hij zijn meisje Corrie kan trouwen. Ik zou zeggen: ‘daar moet een diepere beteekenis onder zitten die mijn stompe hersens is ontgaan’. Het is wellicht ook, in zijn geheel, en juist door dat effene van gegeven en uitwerking (ik ken zoo die theorieën) een wonder van evenwicht. Ik ben alleen persoonlijk zoo eigenwijs niet het minste belang te stellen in proza-verhalen die belangrijk zijn door de oplossing van soortgelijke probleempjes. - Daarentegen is het niet noodig slecht te schrijven als men beter kan; mijn overtuiging is dus misschien wel mijn zwakheid of andersom. Maar een auteur werkt - en werke - met de middelen die de zijne zijn. Ik reken op jou o.a. om mijn stijl, waar het noodig is, te zuiveren; want vergis je niet: je schrijft hoogstwschl. beter dan ik, naar de taal geoordeeld. Ik schrijf, als ik eenmaal op gang ben, razend vlug; en ofschoon ik | |
[pagina 355]
| |
dikwijls heele passages heb omgewerkt, ik geloof ten slotte aan de bizondere charme en de waarde van de spontaniteit. Het te veel opwerken achteraf lijkt mij ook niet gewenscht, het stolt dikwijls de gàng, wat mij erger lijkt dan een paar stijl- of zelfs taal-fouten. Tusschen haakjes, mijn titel kan zoo niet blijven. ‘De Vrees te berusten’ is geen Hollandsch. Wat zal ik ervan maken: ‘De Vrees voor 't Berusten’? met een 't inplaats van het? Vind jij er misschien iets op? Om te berusten zou allerakeligst zijn, bovendien drukt het niet uit wat ik zeggen wil. Ik ben van dactylo veranderd, omdat deze te veel vroeg. Vandaar de vertraging. Maar je krijgt spoedig hfdst 2 en 3 tegelijk. Wat is dat garantiefonds waar je van sprak? Leg mij dat eens uit, ik weet niets van dergelijke dingen af. Is het voor je dissertatie en een garantie in geval van niet-slagen? Het moet wel zooiets zijn, maar ik weet er niets van. Vertel, vertel. Het is allerellendigst voor je dat je nu weer niet naar Holland kan, maar je zou verkeerd doen met toch te gaan.Ga naar voetnoot* Volgende maand ben je dus in Davos. Als je in Holland bent zou ik je er misschien kunnen opzoeken, ook om je persoonlijk geluk te wenschen met je doctoraat. Waarom zend je je novellen niet naar De Gids. Schrijf me waar ze verschijnen, ik ben zéér benieuwd, zooals ik al zei, naar je proza, naar deze novellen en misschien nog meer naar den roman.Ga naar voetnoot2. Ja, dit eerste deel van den mijne is geheel door mijn eigen leven gevuld en Reinald Godius lijkt schaamteloos op den auteur. Maar in deel 2 komt een figuur voor die Pablo heet en waarvoor ik niet meer dan eenige gegevens heb, die mij veel meer aantrekt en waarop ik werkelijk mijn best wil doen (op mijn manier dan altijd). Ik moet er alleen nog wat voor wachten; maar ik heb geen haast; ik heb nog vijf groote verhalen in dialoogvorm op mijn actief, waarvan misschien één in De Gids komt en één in de Vrije Bladen.Ga naar voetnoot3. Ik moet dus zelfs oppassen dat men mij niet verwijt een verachtelijk veelschrijver te zijn! Ja, ik ben man en vader, maar Reinald Godius zal je ongeveer leeren hoè. Denk je niet te veel goeds van Louis Chadourne? Hij is, après tout, | |
[pagina 356]
| |
een ‘habile faiseur’. Vasco van zijn broer is veel beter. Het is vreemd, dit ‘voortzetten’ van een gestorven broerGa naar voetnoot* door iemand met eigenlijk veel grootere gaven. Ik wacht met ongeduld op het volgende boek van Marc. Ik schaam me eigenlijk, je allerlei boeken te zenden die nu heusch niet zoo erg de moeite waard zijn. Je moet ze eerst maar eens doorkijken, en smijt weg of geef aan het kamermeisje wat je niet bevalt. Lees Les Conquérants van André Malraux, die vrij wat meer te vertellen heeft dan de in Holland zoo dik-bewonderde Julien Green;-ik zal zien je een exemplaar te sturen. Het is eigenlijk het beste wat er in jaren in Frankrijk verschenen is, van de jongeren vooral. Lees verder als je kan héél André Gide, men kent hem niet als men niet vrijwel alles gelezen heeft. Verder Jean Barois van Roger Martin du Gard; en Barnabooth van Valery Larbaud. Van dezen zelfden schrijver, als hij je bevalt, kan je ook nog lezen Fermina Marquez en Amants, heureux amants. En dan moet je absoluut lezen de twee drie romans van Jean de Tinan, een jonge man die op 24-jarigen leeftijd is gestorven aan tering en die de heele jeugd van zijn tijd heeft weergegeven met een allerbekoorlijkste sensibiliteit (omstreeks 1900, de tijd van Bullier en de Boulevard). Zijn boeken heeten: Un Document sur l'Impuissance d'Aimer; Penses-tu réussir? en Aimienne ou le Détournement de Mineure. Het laatste is onaf, maar zou misschien het beste geworden zijn; ofschoon in het tweede prachtige dingen staan. Ze zijn uitgegeven door de Mercure de France. - Als ik er mij eens echt toe gestemd voel zal ik een groot artikel schrijven over Tinan, een ander over Larbaud, en vooral een over Gide,Ga naar voetnoot4. die in Holland met het domste wantrouwen, nog steeds, behandeld wordt. Gerard Bruning bijv. die gedacht heeft dat hij Gide al wonderwel dóór had omdat hij diens Dostojevski-studie gelezen had, Les Caves du Vatican en dan nog Les Nourritures Terrestres. Iemand die Gide heelemaal gelezen heeft, aanvaardt hem zonder meer, en met àl zijn fouten (van karakter, en levensleer, enz. enz.) omdat hij sans contredit het grootste en het gevarieerdste talent is van de heele levende Fransche schrijverswereld. Een Anatole France is naast hem een oude hoer van het zuiverste water, een Barrès een vervelende Streber, en zoo kan men doorgaan. Maar er valt niet te praten met menschen die bij ongeluk één boek van Gide gelezen hebben, wèlk boek dat ook zij! Er zijn | |
[pagina 357]
| |
bijna zooveel kanten aan Gide als er boeken in zijn oeuvre zijn, en ongetwijfeld zoveel nuancen. Corydon is in zijn werk een prul, en toch valt het niet te verwaarloozen. Je moest eens een vacantie bij me kunnen logeeren en dien tijd wijden aan een studie van Gide (ik zou je allerlei boeken kunnen geven die geheel uitverkocht zijn, zooals het eerste bijv. Les Cahiers d'André Walter); en dan zou jij de studie over hem kunnen schrijven die in Holland noodig is. Men zou jou ook direct veel meer gelooven dan mij! Frankrijk is voor Holland: Tharaud-Duhamel-Mauriac voortgezet in Green-Montherlant, met, voor de èrg durvenden, een paar brokjes Delteil en Cendrars. Het is om van te proesten. - En toch moet men zich er misschien al over verblijden... Ik verlaat je hier, âmechtig en suf. Hartelijke groeten van je EdP. |
|