Brieven. Deel 1. 9 september 1922-28 december 1929
(1977)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
57. Aan A.C. Willink: Parijs, 14 augustus 1926Aux Deux Magots.Ga naar voetnoot1. 14 Aug tusschen 2 & 3 's middags - een hééte middag. Beste Willink, Ik ben in Parijs: snakkend naar lucht, en naar een spoedige terugkeer. Het is hier warm, Warm. WARM. Iedereen is wèg. PiaGa naar voetnoot2. ligt in een hospitaal. Ik weet met mijn eenzaamheid hier nog minder raad als elders. Seuphor is een gelukkig mensch. Ik benijd hem niet, maar erken zijn groote superioriteit - op mij althans - wat levenslust betreft, en Ausdauer in Modernisme. De heer Demets leest mij een beetje de les omdat ik niet trouw genoeg medewerk. Uw naam heb ik in den kop van mijn blad gezet, schrijft hij, en dat verplicht U eigenlijk tot iets! (Deze rake opmerking werd voorafgegaan door auto-analytische belijdenissen.) Ja -... enfin. Jij die mij beter dóór hebt, vergeef me - ende begrijp - deze schaarsche en krachtelooze zinnen. Ja, zend me spoedig het konterfeitsel van den DrostGa naar voetnoot3. op, naar Gistoux maar, dat lijkt me nóg het veiligst. Tot nader; en met mijn laatste energie, de hand. Je EdP. |
|