9. Aan J. Peeters: Brussel, 9 oktober 1924
Brux. Vrijdag.
Beste Peeters,
Ik zal dezen Zondag zeker niet kunnen komen. Mocht ik volgende week kunnen dan schrijf ik je.
De kaart geef ik eerstdaags te drukken en zal er ‘toezicht’ op houden voor zoover in mijn vermogen ligt. Ik ontvang Dinsdag a.s. een proef van den omslag (in kleur), wil je die ook nog zien?
Waar moet de prijs op den omslag gedrukt staan? Onmiddellijk onder den driehoek, of ergens (links? of rechts?) onderaan de bladzij?
Wat het uitgeven betreft: 1000 frs. is zeker wel optimistisch gezien; ik gaf het cijfer ook meer als voorbeeld, dan omdat ik eraan geloofde! - Met 2/3 v/d winst wanneer ik voorschiet, stel jij je dus tevreden; in de gevallen waarin ik niet voorschiet en dus eigenlijk buiten de uitgeverij sta, en wanneer jij dus eigenlijk het geheele werk alleen doet, wil ik ook met winst niets te maken hebben, en sta je gaarne mijn ‘aandeel’ af. Dit lijkt mij niet meer dan billijk. Maar wanneer ik niet voorschiet, door wie zou je dan (behalve in de gevallen waarin jij voor jezelf uitgeeft) de reclame-, verzend- en andere kosten willen doen dragen? Door den klant? Mij wel maar -
De kwestie is: is dit de gewoonte? Ik had niet graag dat men onze uitgeverij voor armer en bijgevolg zwakker dan andere, gewone kleine uitgeverijtjes aanzag. Per slot van rekening is het riskeeren van een 60 à 70 frs. per keer nog niet zoo extra-gewaagd; dat heb ik er althans nog wel voor over. Maar ik laat je graag de volledige leiding, als zijnde verreweg meer ‘vakkundig’ dan ik; dus zeg maar wat je het