| |
| |
| |
Aantekeningen
Blz. 6 motto: uit Maeghden (1639) van Joost van den Vondel (r. 1344), naar het Hooglied van Salomon (2:1). |
| |
Voorafspraak
Blz. 9 de dichterlijke [...] leeftijd: de literatuur (niet speciaal de poëzie) in onze dagen.
Richardson: Samuel Richardson (1689-1761), Brits auteur van zedekundige romans in brieven, onder andere Pamela, or virtue rewarded. |
Southey: Engels dichter en historicus (1774-1843). |
Melpomene: de muze van het treurspel. |
klaprozen en belladonna: de klaproos dient hier als voorbeeld van een geurloos, de giftige belladonna (wolfskers) van een schadelijk onkruid. |
onberekenbare: onschatbare. |
|
Blz. 10 Weiland: Jacobus Andries Weiland (1784-1869), rechtsgeleerde en lithograaf, samensteller van een vertaalde bloemlezing uit het werk van de Duitse humoristische romanschrijver Jean Paul (1763-1825): Gedachten van Jean Paul, met eene inleiding door Mr. J.A. Weiland, 2 dln., Rotterdam 1820. Het citaat is uit de ‘Inleiding’, blz. xxxiv.
een Bell- en Lancasterschool: een schooltype naar het model van Andrew Bell en Joseph Lancaster, waar oudere leerlingen aan de jongere les gaven. |
bepaald: stellig. |
de monnik Colonna: Fra Francesco Colonna (1433-1527), publiceerde in 1499 een traktaat over de bouwkunst in romanvorm: Hypnerotomachia Poliphili. Het voorbeeld van Colonna ontleent Drost aan de ‘Inleiding’ van Weiland, blz. xxxvi. |
|
Blz. 11 ijdel: zinloos.
de versiering: de fantasie. |
|
| |
| |
boeken en mensen [...] worden: uit Gedachten van Jean Paul, dl. 1, blz. 76. |
dewijl: omdat. |
|
| |
Eerste hoofdstuk
Blz. 12 motto: uit Rumkroniek van Holland, een historiewerk uit de dertiende eeuw door Melis Stoke. In: ed. W.G. Brill (Utrecht 1983), boek iii, r. 1082-84.
Civilis: Claudius Civilis leidde de opstand van Batavieren en andere Germaanse en Gallische stammen tegen de Romeinen in 69-71. |
Veellicht: wellicht. |
|
Blz. 13 Probus: Romeins keizer in de periode 276-282. In 277 ondernam hij een expeditie om een einde te maken aan de bestoking van de Romeinse wapenplaatsen aan de Rijn door de Franken. In een voor de Franken zeer vernederende veldslag wist hij de Rijngrens te herstellen.
sinds: sedertdien. |
Konstantius: Konstantius i, keizer van 292-306, vader van Konstantijn de Grote. |
De geschiedenis [...] zegepraal: twee der Frankische vorsten behoorden toen onder de slachtoffers van het Trierse dierenperk. Hoe barbaars Konstantijn de verwonnenen behandelen mocht, zijn vleiers vonden er stof in voor hun lofredenen! [Dr.] De bedoelde vorsten waren Ascaric en Mérogaise, die door Konstantijn aan de wilde dieren van het amfitheater in Trier werden overgeleverd, waarna hij een verwoestende strafexpeditie deed uitgaan naar het Bructeerse land benoorden Rijn en Lippe. Met de lofredenen van de ‘vleiers’ wordt in het bijzonder verwezen naar een lofrede op Konstantijn de Grote in juni 310, waarin de moord op de overwonnen Franken bejubeld wordt. Deze toespraak maakt deel uit van een twaalftal Latijnse lofspraken op Romeinse keizers uit de periode 289-389, voor het merendeel op bepaalde gedenkdagen uitgesproken door
|
|
| |
| |
oratoren van Gallische afkomst aan het hof van Trier. Vanaf de vijftiende eeuw werden de toespraken van deze Panegyrici regelmatig gezamenlijk herdrukt. Zie E. Galletier [red.], Panégyriques latins T. ii (Paris 1949), nr. vii, 10-12 (blz. 64). |
in haar onpartijdige rol: in haar onpartijdige annalen. |
haar rechtvaardigheid: d.w.z. de rechtvaardigheid van de geschiedschrijving. |
|
Blz. 14 het Westen: men versta het westelijk deel van het Romeinse Rijk, werwaarts menige scheepstocht der Franken gericht was. [Dr.]
boven: in stroomopwaartse richting. |
Arenacum: indien namelijk de gissing gegrond is, dat men het tegenwoordige Arnhem hiervoor te houden hebbe. [Dr.] |
rustige: flinke. |
Usipeter: de Germaanse stam der Usipeters was gevestigd aan de Rijnoever tussen Lippe en IJssel. |
Bard: zanger en dichter bij de oude Kelten en Galliërs; het idee dat de Batavieren dergelijke harden hadden gekend was al in 1800 bestreden door Hendrik van Wijn in zijn Historische en letterkundige avondstonden, ter opheldering van eenige zeden der Nederlanderen [...] (Amsterdam 1800), dl. 1, blz. 123-133. |
spilmagen: aanverwanten van de moederlijke zijde, gelijk die van vaderskant door zwaardmagen aangeduid worden. [Dr.] |
zijn zending verklaard: zijn missie uiteengezet. |
|
Blz. 15 Punische: Carthaagse (Phoenicische) zinspeling op de herhaaldelijke oorlogvoering van de Carthagers tegen Rome in de tweede en eerste eeuw voor Christus.
ontzenuwd: krachteloos geworden. |
vreselijk [... geweest]: door de Romeinen zo gevreesd werd. |
verlamd: zwak geworden. |
vertedering: weke stemming. |
|
Blz. 16 kunsteloos [...] beschilderd: zonder artistieke pretentie [...] beschilderd; zie Tacitus, Germania 6.
|
| |
| |
Siegbert: Drosts verklaring van de naam (zie noot) is niet juist: Siegbert betekent: ‘schitterende door overwinning’. |
de Onzienlijken: de goden. |
Thor: de Noorse oorlogsgod welke Wodan, het hoofd der Goden slechts in rang overtreft. Freya is de Venus dier godenleer. Loke is de God des kwaads. [Dr.] Zoals veel van zijn tijdgenoten bedacht Drost de Germanen met Noorse goden. |
Walhalla: de hemel van het Germaanse volksgeloof. [Dr.] |
|
Blz. 17 Wik: nederzetting.
sprenklen [...] zwichtten: uit Baeto (1617), toneelspel van P.C. Hooft (r. 1452). |
langs zo neer: hoe langer hoe meer. |
kindsheid: jeugd. |
|
Blz. 18 zodenbank: bank, vervaardigd van graszoden; geliefkoosd rekwisiet binnen de in de achttiende eeuw populair geworden Engelse-tuinaanleg en de daarop geïnspireerde literaire decorschildering van bij voorbeeld Elisabeth Maria Post en Rhijnvis Feith.
nog even verwijderd: nog even ver weg. |
|
Blz. 20 ontzie: vrees.
|
Blz. 21 De snerpende [...] paar: uit De Abydeensche verloofde, uit het Engelsch van Lord Byron door Mr. J. van Lennep (Amsterdam 1826, blz. 2). Vertaling van The Bride of Abydos, een verhalend gedicht van de Britse dichter George Gordon, Lord Byron (1788-1824).
enge: smalle. |
hartige: hartelijke, welgemeende. |
braven: dapperen. |
franzeeën: strijdpriemen; een oorspronkelijk wapentuig der Batavieren. [Dr.] (Tacitus, Germania 6). |
donderbeitels: wigvormige stenen wapens. |
|
| |
| |
| |
Tweede hoofdstuk
Blz. 23 motto: uit ‘Het menschelijk leven’, een gedicht van Willem van Haren (1710-1768). In: J. van Vloten, Leven en werken van W. en O.Z. van Haren (1874), blz. 194. |
Blz. 24 Juno: Romeinse godin van het huwelijk. |
Blz. 25 heulsap: troostende, genezende drank (letterlijk: sap uit de zaadbollen van de opiumplant).
Atropos: de oudste der drie schikgodinnen die de levensdraad te bestemder ure doorknipt. |
wezenlijkheid: realiteit. |
|
Blz. 26 Sybariet: inwoner van Sybarië in Zuid-Italië, een stad, berucht om haar weelde en verwijfdheid.
bij Pollux: de zetter wijte men deze even onjuiste als overtollige bevestiging. [Dr.] Waarom Drost deze uitroep liever verwijderd wilde zien (kennelijk in het stadium van de correctie), is mij niet duidelijk. Misschien beschouwde hij het als een registerfout om de Romeinse Marcella een Griekse halfgod te laten aanroepen, maar de aanroep van Pollux' tweelingbroer Castor op deze pagina is hem dan niet als storend opgevallen. |
schicht: pijl. |
brave: edele. |
een heerlijke vriendin: meesteres en tevens vriendin. |
voedsteren: koesteren. |
schatting: de offers die men de goden als ‘belasting’ verschuldigd is. |
vreselijker en ontzaglijker: vreesaanjagender en ontzagwekkender. |
|
Blz. 27 Jupiter: de Romeinse oppergod.
gebied: heerschappij. |
gemeen: gepeupel. |
|
Blz. 28 de Theotistische taal: het Germaans. In het Latijn werden de talen der Germanen met een verzamelnaam aangeduid als de ‘theodisca lingua’ (Vergelijk ‘Duits’ en ‘Diets’). H. van Wijn spreekt over deze aanduiding in Historische en
|
| |
| |
letterkundige avondstonden, dl. 1, blz. 185. |
Blz. 29 gehenge: toesta. |
Blz. 30 onverlichte: nog niet door het christendom verhelderde.
Hij miste [...] vinden: Matth. 8:20 en Luk. 9:58. |
|
Blz. 31 voedsterling: pleegkind.
|
Blz. 32 de levendige kerke van ongekorven hout: de uitdrukking komt voor in Hoofts Baeto (r. 458) en Vondels Batavische gebroeders (r. 830) en is terug te voeren op Tacitus (Germania 9). |
Blz. 33 knijf breed mes. [Dr.]
gebaarden: gebaren. |
een loot van de heilige eik: zie Tacitus, Germania 10. |
|
Blz. 35 kiese: kieskeurige.
|
| |
Derde hoofdstuk
Blz. 36 motto: uit Jacoba en Bertha, een versvertelling door Jacob van Lennep (1802-1868). In: Nederlandsche legenden iii (Amsterdam 1829), blz. 53.
de bepaalde tijd: het afgesproken tijdstip. |
voorbijgaand: tijdelijk en onbelangrijk. |
of zij [...] vinden: om te zien of zij [...] vinden. |
|
Blz. 37 aanvankelijk: van meet af aan. |
Blz. 38 lijnwand: linnen.
|
Blz. 39 de zoen: het zoenoffer.
de verheven dieren: de heilige witte paarden (Tacitus, Germania 10). |
die meewustigen zijn: die kennis dragen van. |
de last: de boodschap. |
te spade: te laat. |
vertoef: uitstel. |
|
| |
| |
Belgische volksstammen: Gallische, dus niet-Germaanse stammen. Het is niet ondenkbaar, dat de actualiteit - de Belgische opstand van 1830 - deze verdenking van trouweloosheid mede heeft ingegeven. |
|
Blz. 40 't Was of Natuur verbood [...] drijven: uit De overwintering der Hollanders op Nova Zembla [...] (r. 55), een berijmde historische vertelling uit 1820 door Hendrik Tollens (1780-1856). In: ed. O.W. Huygens (Zwolle 1964), blz. 55.
ener ontmoeting [...] ontveinsde: voor een ontmoeting waarop zij, zoals zij zichzelf zorgvuldig voorhield, met weinig waarschijnlijkheid mocht hopen. |
|
Blz. 41 haar stout ontwerp: haar stoutmoedig voornemen.
de gewaagde voorslag: het gedurfde voorstel. |
Een belommerd pad [...] beken: uit Germanicus, een epos door de dichteres Lucretia Wilhelmina van Merken (1721-1789) (Amsterdam 1779, Boek iv, blz. 77). |
|
Blz. 42 de uitspraak van de lofredenaar Eumenius: de plastische beschrijving van de soppende grond die nauwelijks grond genoemd kan worden is afkomstig uit een lofspraak tot Konstantius i (van 1 maart 297) welke diens campagne tegen Batavië memoreert. In: Panégyriques latins T. 1, nr. iv, 8-10 (blz. 88). Tegenwoordig wordt deze lofzang niet meer toegeschreven aan de retor Eumenius, die wel met een ander adres aan de keizer onder de panegyrici vertegenwoordigd is. |
Blz. 42 Cypris: bijnaam van Aphrodite, de Griekse godin van schoonheid en liefde, uit het zeeschuim opgedoken aan de kust van Cyprus. |
Blz. 43 lichtelijk: gemakkelijk. |
Blz. 44 De Goden [...] zegenen: de Goden zullen mij zegenen met een leeftijd die boven de voor een man gebruikelijke uitstijgt. |
| |
Vierde hoofdstuk
Blz. 46 motto: uit Leeuwendalers (1648), landspel door Joost
|
| |
| |
van den Vondel (r. 1639-1640).
feestelijke: plechtige. |
van statelijke strekking: met een plechtstatig karakter. |
|
Blz. 47 het weispel: de jacht.
de keurling: de keursoldaat. |
|
Blz. 48 het Romeinse wijf: de Romeinse vrouw. |
Blz. 49 de enkele voorbereiding tegen: alleen al de voorbereiding op.
|
Blz. 50 onlijdelijker: ondraaglijker. |
Blz. 51 het ongeziene geslacht: de (andere) goden.
een ruwe zin: een ruwe mentaliteit. |
uw verschijning [...] bestemmen: zie Tacitus, Germania 10. |
ordening: bepaling, voorschrift. |
|
Blz. 54 de onverbasterde: de onbedorven.
de schuldeloze: het argeloze meisje. |
|
Blz. 55 dat het beter is [...] zijn: parafrase van R. Feith, Ferdinand en Constantia (Amsterdam 1785), blz. 26.
|
| |
Vijfde hoofdstuk
Blz. 56 motto: uit de berijmde brief ‘Joanna Gray aan Maria van Richmond’ van Lucretia Wilhelmina van Merken. In: Het nut der tegenspoeden, Brieven en andere gedichten (Amsterdam 1762), blz. 74.
Crispus: Flavius Julius Crispus (301-326), zoon van Konstantijn de Grote en zijn minnares Minerva, werd in 317 tot onderkeizer (van Gallië) verheven. In de winter van 320 ondernam hij een succesvolle campagne tegen de bond van Germaanse stammen die invallen deed op Romeins grondgebied. |
ontweldigde: ontwrong. |
bescheiden: antwoorden. |
|
Blz. 57 het feest: de (offer)plechtigheid.
eikeklossen: eikeblokken. |
|
| |
| |
overal [...] distelblaeren: uit Germanicus van Lucretia Wilhelmina van Merken (Boek v, blz. 133). |
|
Blz. 58 steende: riep klaaglijk. |
Blz. 60 Phoebus: de zonnegod.
Geheel zal ik niet sterven: vertaling van Horatius' ‘Non omnis moriar’ (Oden iv, i). |
|
Blz. 61 afgekoeld: kalm geworden.
aurea bulla: een gouden amulet dat Romeinse vrijgeboren jongelingen droegen tot afweer van het kwaad. |
|
Blz. 62 kenmerkten: werden gekenmerkt door. |
Blz. 63 Juno [...] hebben: Marcella doelt op de bekende geschiedenis van Cleobis en Biton, door Solon aan Croesus verhaald. [Dr.] Cleobis en Biton waren twee jongemannen uit Argos die, toen de trekossen niet op tijd van het land terug waren, zelf de wagen van hun moeder, een priesteres van Hera (in de Romeinse mythologie: Juno) naar de tempel trokken. De moeder bad daarop Hera hun te schenken wat voor de mens het allerbeste is en de godin gaf hun een zachte slaap, waaruit zij niet meer ontwaakten. Het verhaal is afkomstig uit de Historiae van Herodotus: in een gesprek tussen de Griekse wijsgeer Solon en de rijke koning Croesus houdt de eerste de vorst voor dat rijkdom geen geluk betekent (Historiae i, 26). |
Blz. 65 stenen: steunen.
zich dat waagstuk onderwinden: dat waagstuk aandurven. |
Alvinnen: luchtgeesten, elfen. |
|
Blz. 66 in haar vond: over haar idee. |
| |
Zesde hoofdstuk
Blz. 67 motto: uit ‘Proeve eener navolging van Ovidius' gedaanteverwisselingen’ (namelijk uit het verhaal van Pyramus en Thisbe) door Willem Bilderdijk (1756-1831). In: Dichtwerken ii (Haarlem 1857), blz. 136.
dwepende: uit fanatiek geloof voortkomende. |
|
Blz. 68 ijzerkruid: naam voor onder andere slangekruid, een
|
| |
| |
heilig loof waarmee bij voorbeeld ook de priesteres uit Germanicus van Van Merken getooid is (Boek vi, blz. 166).
|
Blz. 70 de Roman van Ferguut: Middeleeuwse Arthurroman; in een van de episoden komt een monsterlijke ‘naan’ (dwerg) voor (aangehaald is r. 2234). Drost kan het citaat uit deze in 1832 nog niet uitgegeven roman ontleend hebben aan B. Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde (17842), blz. 334.
zonderling: opmerkelijk. |
seriant: dienaar. |
|
Blz. 71 dierbaar: kostbaar, want schaars.
geregeld: geordend, helder. |
sneven: omkomen. |
|
Blz. 72 nokt: snikt. |
Blz. 73 drift: vaart. |
| |
Zevende hoofdstuk
Blz. 76 Porcia: de edele dochter van Cato de Uticenzer, Brutus' gade; om haar heldhaftige zelfbeheersing bekend. [Dr.]
als blote aanschouwster: alleen al als toeschouwster. |
|
Blz. 77 een gouden nis van stralen: uit Lucifer van Joost van
den Vondel, waar Eva's haar beschreven wordt (r. 169). |
|
Blz. 78 een ongewoon verschijnsel: zie Tacitus, Germania 5.
|
Blz. 79 Stator: bijnaam van Jupiter, de behoeder van al het bestaande.
Vesta: godin van haard en haardvuur, van het familieleven. In haar tempel te Rome brandde een eeuwig vuur. |
verstaan: begrepen. |
|
| |
Achtste hoofdstuk
Blz. 82 motto: uit Referein lviii (boek iii) van de Antwerpse dichteres Anna Bijns (1493-1575). Vermoedelijk nam Drost
|
| |
| |
dit citaat over uit L.G. Visscher, Bloemlezing uit de beste schriften der Nederlandsche dichters van de 13de tot en met de 18de eeuw (dl. 1, blz. 44), alwaar in r. 1 ook ‘sedert’ in plaats van ‘leden’ staat.
dadelijk: van nabij. |
braamstruweel: braamstruiken. |
haagdoorn: meidoornhaag. |
|
Blz. 83 als Ossians geliefde: tussen 1760 en 1765 publiceerde de Schot James Macpherson een aantal zogenaamd uit oude Schotse handschriften verzamelde en door hem in het Engels vertaalde werken (waaronder Fingal), die in de vierde of vijfde eeuw geschreven zouden zijn door de oude, blinde bard Ossian en waarin de heldendaden van de oude Caledonische Kelten worden bezongen. De Songs of Ossian, met hun melancholieke oproeping van een grootse voortijd, en vooral hun evocatie van een woeste en verheven natuur, verwierven een grote populariteit. In het vierde boek van Fingal herdenkt Ossian zijn gestorven geliefde Evirallin. In: Poems of Ossian, introduced by John Macqueen (Edinburgh 1971), Part 1, blz. 129. |
Blz. 84 de lukgodin: Vrouwe Fortuna. |
Blz. 85 Tempedal: het legendarische dal in Thessalië, tussen de Olympus en de Ossa, waar de rivier de Peneus stroomt. Vanaf de Oudheid staat dit dal model voor het lieflijke landschap van een aards paradijs.
de roosvingerige Aurora: de godin van de dageraad; het adjectief roosvingerig vormt sinds Homerus een veelgebruikt epitheton in de aanduiding van deze godin. |
wellust: genoegen. |
onze betrekking op: onze relatie tot. |
|
Blz. 86 Weldoen en vrolijk zijn: een bekende spreuk die onder andere bij Spinoza en de dichters Camphuyzen en Cats voorkomt. |
Blz. 87 Apollo's gunstelingen: de dichters.
het nachtelijk droomgezicht: door Cicero wordt in het laatste
|
|
| |
| |
boek zijner gemenebest, deze droom van Scipio de Afrikaner medegedeeld. [Dr.] Cicero beschrijft hoe aan Publius Cornelis Scipio, genaamd Africanus Minor (die in 146 v. Chr. Carthago verwoestte en Spanje veroverde) in een droom diens grootvader (de veldheer Scipio Africanus Major) verscheen als een voorspelling van beloning in een hoger leven (De re publica vi). |
|
Blz. 89 wijnnapstrijd: wedstrijd in het drinken.
|
Blz. 90 telkens: herhaaldelijk. |
| |
Negende hoofdstuk
Blz. 92 motto: uit ‘Het weefgetouw der Walküren’ door Anthonie Christiaan Wynandt Staring (1767-1840), opgenomen in N. Westendorps Verhandeling over de vraag: Eene beknopte voordragt over de Noordsche mythologie, ontleend uit de oorspronkelijke gedenkstukken [...] (blz. 581-584). Zie Kamphuis 1975. In 1832 heeft Staring dit gedicht in een iets andere versie gepubliceerd in de bundel Winterloof. |
Blz. 93 de bloeiendste boomtakken afrukte: Gisela's gedrag herinnert aan de eveneens krankzinnige Ophelia uit Shakespeares Hamlet, die afgeplukte bloemen rondstrooide (vierde bedrijf, vijfde scène). |
Blz. 94 een ringelduifje: een wild houtduifje.
letten: kwetsen. |
Verloren! [...] Ernhold: Onze lezers zullen zich bij deze boogschutterlijke bekwaamheid van Ernhold, deszelfs voorvaderlijke landgenoot Soranus herinneren, die, door dergelijke vaardigheid, ten tijde van Keizer Adrianus beroemd werd. [Dr.] Deze Soranus wist in het jaar 97 keizer Aurelianus te imponeren door met een pijl een eerder afgeschoten exemplaar in de lucht te doorklieven. Zie J. Wagenaar, Vaderlandsche Historie dl. 1 (Amsterdam 1790), boek iii, blz. 234. |
nette: streek glad. |
|
Blz. 96 wichtje: kindje (in dit geval: jongetje). |
| |
| |
Blz. 98 in de voren ener wig: zie Tacitus, Germania 6.
tovermiddelen: Konstantijn de Grote had na een visioen waarin hem een lichtend kruis verscheen met de woorden ‘in dit teken zult gij overwinnen’, dit symbool geadopteerd: het tooide de wapens, schilden, helmen en banieren van zijn legers; vriend en vijand geloofden in de bovennatuurlijke macht van dit teken (E. Gibbon, Decline and Fall (ed. J.B. Bury, London 1901) 1, Ch. 20, blz. 301-306). |
|
Blz. 99 de ijdele lucht: de lege lucht. |
Blz. 100 Vertrek, Winfried [...] schild: het gold bij de Germanen als het toppunt van schande om zijn schild in de steek te laten; evenzeer was het een blamage om het veld te verlaten en de leider te overleven (Tacitus, Germania 6 en 14).
de prijs [...] geboorte: bij wijze van gelofte legde men eerst na de zegepraal (bij de Katten na de eerste) het lange hoofdhaar af. Zie het voorbeeld van Civilis bij Tac[itus] iv. Hist[oriae] 61. Dr. |
|
| |
Tiende hoofdstuk
Blz. 103 motto: uit De geuzen, een dichtwerk van Onno Zwier van Haren (1713-1779). ed. 1776, Zang vii, r. 101-102.
de Thracische luidruchtigheid: de bewoners van Thracië worden als zeer luidruchtig afgeschilderd (door Xenophon, in zijn Anabascus vii, Cap. 13). |
Adonis: de geliefde van de ‘mingodes’ Aphrodite. |
|
Blz. 104 betrekkelijke waarheid: een zekere mate van waarheid. |
Blz. 106 uw rijksgebieder: keizer Nero, die in 59 zijn moeder Agrippina liet vermoorden. |
Blz. 107 de redenen: de woorden. |
Blz. 110 als ware 't [...] gras: uit ‘De ruiker’ van Willem Bilderdijk. In: Dichtwerken x (Haarlem 1858), blz. 119.
Genoveva: de heldin uit de legende Genoveva van Braband, die, ontsnapt aan een terechtstelling wegens vermeende echt- |
|
| |
| |
breuk, in een woud in leven gehouden werd door de melk van een ree. |
zich zelve ontvoerd: buiten zichzelf. |
|
Blz. 111 naar hogere leiding gewijzigd: bijgestuurd dank zij de leiding van een opperwezen. |
Blz. 112 geloof, hoop en liefde: 1 Kor. 13.
uw liefde [...] Geest: (variant op) de zegenbede waarmee de Brieven der Apostelen doorgaans openen en sluiten. |
een tempel: als de eikenbossen in Mamre (Gen. 13:18). |
uw Koninkrijk koere: uit het Onze Vader (Matth. 6:9 en Luk. 11;12). |
diepgeschokte: diep ontroerde. |
|
Blz. 113 bad ik altijd [...] komen: Rom. 1:10. |
Blz. 114 elpenbenen: ivoren.
hierin [...] overwinnen: de woorden aan Konstantijn in zijn kruisvisioen getoond. |
|
Blz. 115 God is een genadig vader: het beeld van God als een liefderijk vader is in zeer veel bijbelpassages te vinden.
gelijk de Israëlieten [...] woestijn: Ex. 8:1-7. |
Hij verliet ons niet [...] hulp: Ps. 38:23. |
|
| |
Elfde hoofdstuk
Blz. 117 motto: uit ‘Van den Avontmaal’ door de middeleeuwse dichter en sprookspreker Willem van Hildegaersberch (gest. ca. 1408). In: Gedichten van Willem van Hildegaersberch, uitgegeven door W. Bisschop en E. Verwijs ('s-Gravenhage 1870), blz. 202.
aanbrengen: gereed maken. |
de Blandusische bron: lees ‘Bandusische bron’, de fontein waaraan de dichter Horatius een ode heeft gewijd (Carmina iii, 13). |
de Venuzijner: Quintus Horatius Flaccus (65-8 v. Chr.) was afkomstig uit Venusië. |
|
Blz. 118 Plato: de Griekse filosoof Plato (428/7-348/7 v.
|
| |
| |
Chr.) nam in zijn dialoog Timaeus een scheppende geest aan, de naamloos blijvende demiurg die als een bouwmeester de oorspronkelijke chaos tot kosmos had gevormd.
de perkamenten rol: het materiaal waarvan de bijbelrol vervaardigd is, wordt hier als perkament (dierlijk), maar enkele regels lager als papyrus (plantaardig) aangeduid. |
|
Blz. 119 van het nieuwe Verbond: van het Nieuwe Testament.
in mijn druk vergaan: Ps. 119:92. |
meer dan rijkdom van fijn goud: Ps. 19:11. |
de geschiedenis van Lazarus: Lazarus uit Bethanië werd door Jezus uit de dood opgewekt (Joh. 11:1-10 en 12:1). |
gelijk Lydia de purperverkoopster: namelijk toen zij de apostel Paulus hoorde spreken (Hand. 16:14-15). |
|
Blz. 120 zij weenden met Jezus: Joh. 11:35.
dat sommige [...] geloofden: Joh. 11:45. |
de treurige gevolgen: het aan Lazarus verrichte wonder werd later tegen Jezus gebruikt. |
Ik ben de opstanding [...] gaan: Joh. 11:25. |
Martha: de zuster van Lazarus. |
|
Blz. 121 Geen oog [...] gehoord: 2 Kor. 2:9.
Hij zal de tranen [...] woningen: Jes. 25:8 en Openb. 17:7. |
|
Blz. 122 Pythagoras: deze Griekse wijsgeer en mathematicus (zesde eeuw v. Chr.) werd evenals Plato vaak aangewezen als een van de filosofen uit de oudheid die voorwetenschap bezeten hadden van het bestaan van een schepper.
zalig zijn [...] zien: Matth. 5:8. |
de Friese vorst: koning Radboud weigerde, gelijk overbekend is, in 728, om het ontkennend antwoord op deze vraag gedoopt te worden. [Dr.] Radboud weigerde tegenover de Frankische prediker Wulfran de doop omdat hij liever met zijn - van de christelijke hemel uitgesloten - voorvaderen verenigd wilde worden. Het voorval wordt door vele geschiedschrijvers vermeld en Jacob van Lenneps legende Adegild zet bij voorbeeld in met dit incident. |
|
| |
| |
als gij het zijt: zoals gij het zijt. |
|
Blz. 123 Barmhartig [...] vrezen: Ps. 103:8, 10-12, 13. |
Blz. 124 de aartsvader: Jakob, in schaamte en berouw na zijn misdaad jegens Ezau (Gen. 27:43-44).
guichelspel: huichelarij. |
|
Blz. 125 Mediolanum: Milaan. |
| |
Twaalfde hoofdstuk
Blz. 126 motto: uit lied cxvi van Ecclesiasticus oft de wyse sproken Jesu [...] (1565), een bewerking van bijbelteksten tot liederen door de rederijker Jan Fruytiers.
van tod tot tijd: steeds. |
de sterren lichtten van de trone: uit de middeleeuwse ridderroman Karel ende Elegast (r. 201). Het citaat uit deze roman (die in 1832 nog niet in uitgave voorhanden was) kan Drost ontleend hebben aan H. van Wijn, Historische en letterkundige avondstonden dl. 1 (Amsterdam 1800), blz. 309. |
gelijk David [...] verkoos: Ps. 119:62. |
|
Blz. 127 Maria van Bethanië: in tegenstelling tot haar zuster Martha luisterde Maria aandachtig naar het onderricht door Jezus (Luk. 10:39).
schichtige: vluchtige en vage. |
|
Blz. 128 gewaande Sybillen: de orakelspreuken van de sybillen (profetessen) uit de oudheid werden op grond van hun gelijkenis met bij voorbeeld de Openbaring door de kerkvaders geciteerd ten bewijze van de juistheid van het christendom, zoals ook uitspraken van de Oudtestamentische profeten uitgelegd werden als verwijzing naar de komst van Christus. Ook Konstantijn de Grote heeft zich schuldig gemaakt aan dergelijk ‘vroom bedrog’: in een theologisch discours tracht hij het godsbewijs af te leiden uit de Sybillijnse verzen-hetgeen Drost ongetwijfeld wist (E. Gibbon, Decline and Fall ii, Ch. 20).
maar Plato sterft [...] verdeeld: na Plato's dood ontwikkelde
|
|
| |
| |
zijn leerling Aristoteles een eigen filosofisch stelsel, waarin Plato's dualistische leer van een transcendent Ideeënrijk verworpen werd ten gunste van een stelsel dat de eenheid van al het zijnde predikt. |
|
Blz. 129 het heilige zegel des doops: Konstantijn heeft zich pas op zijn sterfbed (337) laten dopen.
zo bloedig [...] Trier: zie de aantekening bij blz. 13. |
de geduchte Maxentius: het visioen van het kruis openbaarde zich aan Konstantijn aan de vooravond van de slag bij de Milvese brug voor Rome (28 oktober 312); in de daaropvolgende veldslag stortte de brug in, waarbij Konstantijns rivaliserende onderkeizer Maxentius omkwam. |
in geest en waarheid: Joh. 4:23. |
|
Blz. 130 de edele wijn [...] vaatwerk: Lev. 11:34.
het wee: 1 Kor. 9:16. |
Tacitus: in zijn Annales (een geschiedschrijving van Rome) besteedt Tacitus met name in boek ii en iv veel aandacht aan de christenvervolging onder de Romeinser keizers vanaf Nero, waarbij hij de christenen afschildert als misleide dwepers. |
de rechtvaardige Plinius: Plinius de jongere (62-112) was onder keizer Trajanus consul in Bythinië en als zodanig gehouden de christenen te vervolgen. In een brief aan de keizer echter vermeldt hij dat de christenen eigenlijk weinig méér op hun geweten hebben dan een dwaas bijgeloof (Eusebius, Historia Ecclesiastica iii, 33). |
|
Blz. 131 Thales: Thales van Milete, een der zeven wijzen van Griekenland (ca. 640-546 v. Chr.), grondlegger van de natuur-filosofie.
Pelasgen: de oudste bewoners van Griekenland. |
Numa Pompilius: van 715-679 v. Chr. koning van Rome; stelde de openbare eredienst in. |
|
Blz. 132 wijsheid en kennis: Kol. 2:3
in dwaze wijsheid [...] wijsgeren: Rom. 1:22. |
staan [...] ongerechtigheid: 2 Tim. 2:19. |
|
| |
| |
De christenjongeling [...] bestrijden: dit verhaal wordt door de kerkvader Hieronymus (ca. 345-419) verteld in zijn geromantiseerde heiligenleven van Paulus de Heremiet. Zie: E. Gibbon, Decline and fall ii, blz. 96. |
met de zijde [...] onschuldblos: uit De cultu feminarum ii, 13, r. 7. De Noordafrikaanse kerkvader Quintus Septimus Florens Tertullianus (ca. 1610-na 220) richt zich in dit sermoen tot de christelijke vrouwen van Carthago met een oproep hun kennelijk excessieve koketterie te matigen. |
Polycarpus: bisschop van Smyrna die in 23 te Rome werd verbrand na zijn weigering de God die hij naar zijn zeggen 86 jaar had gediend, te verloochenen (Eusebius, Historia Ecclesiastica iv, 15). |
|
Blz. 134 de wereld haat de waarheid: Joh. 15:8. |
| |
Dertiende hoofdstuk
Blz. 135 motto: uit ‘De Marokkane’ van Willem Bilderdijk. In: Dichtwerken i (Haarlem 1856), blz. 229-230. |
Blz. 137 die in mij [...] worden: Mark. 16:16. |
Blz. 139 eerste nachtmaalsviering: Luk. 22.
de 103de Psalm: ‘Loof de Here, mijn ziel [...]’. |
|
Blz. 140 Heilige Vader [...] naam: Joh. 17:11. |
Blz. 141 Arria's landgenote: Arria, de vrouw van Caecinus Paetus, doorstak zich met een dolk toen een samenzwering van haar man tegen keizer Claudius ontdekt was en reikte die vervolgens Paetus toe onder de woorden: ‘Het doet geen pijn, Paetus’. |
Blz. 143 bij uitsluiting: uitsluitend.
|
Blz. 145 gelijk de tijden van Julius Caesar: de moord op Julius Caesar werd voorafgegaan door kosmische voortekenen; beschreven in Vergilius' Georgica. Zie W.A.P. Smit, ‘Hermingardianum’. In: De nieuwe taalgids 43 (1950), blz. 115.
Wie volhardt [...] worden: Matth. 24:13 en Mark. 13:13. |
|
| |
| |
Zijn woord [...] waarheid: Ps. 117:2. |
heilig, heilig, heilig: herinnering aan de rei van engelen aan het slot van het eerste bedrijf van Vondels Lucifer. |
hemelingen: engelen. |
|
| |
Veertiende hoofdstuk
Blz. 147 motto: uit Rijmkroniek van Holland door Melis Stoke (boek iv, r. 1534-35).
welke de gemeenschap [...] daarstelde: welke de verbinding vormde. |
jachtspriet: korte lans. |
|
Blz. 149 honderdman: hoofdman over honderd soldaten.
het heldenstuk uwer voorouders: een mijner dierbaarste vrienden [waarschijnlijk R.C. Bakhuizen van den Brink], wiens wijze smaak en geoefende scherpzinnigheid ook in deze arbeid mij veeltijds te stade kwam, ried mij dit verhaal van Tacitus te bezigen. Met spaarzame opsiering heb ik zijn wenk gevolgd. [Dr.] Het hiernavolgende verhaal is een transpositie van een passage uit Tacitus' De vita Julii Agricola, cap. 28 (zie Kamphuis 1975). |
|
Blz. 150 Caesar: Julius Caesar, die in 55 en 54 v. Chr. expedities naar Britannië ondernam; hij slaagde er niet in tot Schotland (Caledonië) door te dringen.
Vorstinnedeugd: de Britse koningin Boadicea voerde zelf de troepen tegen de Romeinse legers aan. |
de snorkenden: de pochers. |
|
Blz. 151 naar het einde der natuur: noordelijk om Schotland heen, waar het legendarische ‘Ultima Thule’ wordt gesitueerd.
moediger [...] legerplaats: door nood gedwongen, wilden zij dezelve verlaten, onder voorwaarde van veilige aftocht, welke belofte, volgens Tacitus, door de Germanen, ofwel door Civilis, verbroken werd. De moord dier Romeinen behoort tot de schaduwtrekken, welke zo zeldzaam de Germaanse heldentijd benevelen. [Dr.] De legerplaats was het langdurig door de Ger- |
|
| |
| |
manen belegerde Castelvetro. Zie J. Wagenaar, Vaderlandsche historie i, p. 153. |
|
Blz. 152 Mann, God Tuisco's zoon: volgens Tacitus de stamvader der Germanen. Licentia vetustatis werden de Sueven, een volksstam aan de Oostzee gelegen, onder deszelfs afstammelingen gerekend. [Dr.] (Germania 1)
de met haarbossen [...] Sueven: de Sueven droegen volgens Tacitus het haar in een soort ‘paardestaart’ (Germania 32). |
Hertha: de Diana der Germanen. Helmers, in zijn Bardenliederen altijd hoogstverdienstelijk, zingt van haar in de voorzang der Hollandsche natie; aldaar zal men ook het dodelijk godinnebad verklaard vinden. De Usipeter van het Groningse gewest is de lezer uit het dichtstuk zelf bekend. [Dr.]
In de ‘Voorzang’ van J.F. Helmers' De Hollandsche natie (1812) bezingen de barden Hertha's bad, dat door geen sterveling aanschouwd mag worden. Deze regels gaan weer terug op Tacitus, die verhaalt dat de slaven die de godin bij het baden hielpen, door het meer verzwolgen worden. In de eerste zang van het werk is sprake van de Groningse Usipeters. Wat deze laatste toevoeging van Drost voor opheldering verstrekt, is mij niet duidelijk: misschien was in een eerdere versie sprake van een Groningse Usipeter? |
|
Blz. 153 het dichterlijkste zedenschrift: de grote dichterlijke verdiensten van het boek job zijn in de achttiende eeuw vooral onder de aandacht gekomen door het werk van de Duitse letterkundige en cultuurfilosoof J.G. Herder (1744-1803), Vom Geist der ebräïschen Poesie. |
Blz. 155 de blinden [...] voeren: Jes. 42:6.
ten plengoffer van het geloof: Rom. 12:1. |
Zon der rechtvaardigheid: Maleachi 4:2. |
|
Blz. 156 Kom haastelijk: 2 Kon. 1:11 en Openb. 3:11, 22:7, 12 en 20.
Origines: de vader van de Griekse, vroeg-christelijke theoloog Origines (ca. 185-253), Leonides, werd vanwege zijn ge- |
|
| |
| |
loof gevangen gezet en later onthoofd; de bewuste brief wordt geciteerd door Eusebius (Historia Ecclesiastica vi, ii, i). |
|
| |
Vijftiende hoofdstuk
Blz. 157 motto: Ferguut, r. 1231-1232. |
Blz. 161 de waternikkers: de watergeesten. |
Blz. 163 een dier onderaardse verblijven: de oudste bewoners van Germanië woonden volgens Tacitus in holen (Germania 13). |
Blz. 164 Schone zielen lijden stil: ‘Grosse Seelen dulden still’ uit het drama Don Carlos (eerste bedrijf, vierde scène) van Friedrich von Schiller; vermoedelijk speelt een herinnering mee aan het zesde boek van J.W. von Goethes roman Wilhelm Meister, ‘Bekentnisse einer schönen Seele’, waarin bij herhaling van het ‘lijden’ van een ‘schone ziel’ sprake is. |
| |
Zestiende hoofdstuk
Blz. 165 motto: uit ‘Sint Catharina, kerklegende’, door de dichter Adriaan van der Hoop. In: Gedichten van A. van der Hoop jr. dl. 1 (Leiden 1859), blz. 128.
was aan het Christengeloof [...] geschonken: in 311 was door Galenus de christelijke godsdienst vrijheid en achting toegekend. Konstantijn de Grote handhaafde dezelve en begunstigde die leer inzonderheid na 323. [Dr.] Drost moet hier keizer Galerius op het oog gehad hebben, die van 305-311 met een aantal medekeizers (waaronder Konstantijn) regeerde; in 311 vaardigde hij een edict van tolerantie uit; in 313 schonk Konstantijn met het edict van Milaan de christenen godsdienstvrijheid; nadat hij in 323 de alleenheerschappij verworven had, drong hij erop aan, dat alle onderdanen het christendom zouden omhelzen. |
|
Blz. 166 verlezen: sorteren.
de Brukteerse visser: de Bructeren woonden eertijds in Kleefland en strekten zich tot de Lippe uit. [Dr.] |
|
| |
| |
toverzangen: de manier waarop de visser door Hermingards zang wordt geboeid, herinnert aan de Duitse sage van de Lorelei, wier gezang vanaf de rots aan de Rijn de vissers schipbreuk doet lijden (de bekendste dichterlijke versie is die van Heinrich Heine). |
|
Blz. 167 Zacht [...] bewoog: een dichtregel naar Ossians Berrathona (ed. Macqueen i, blz. 571).
Schoon 't duister [...] bereid: vermoedelijk een van de vele psalmbewerkingen of -uitbreidingen. |
|
Blz. 169 een kunstige maatzang: metrische poëzie was bij de Germanen onbekend. |
Blz. 174 mij zult gij [...] ziel: Joz. 22:5.
de grenzen van het lijden: uit de cantate ‘De starrenhemel’ door Hiëronymus van Alphen (1746-1803). In: Dichtwerken van Mr. Hiëronymus van Alphen [...] (Utrecht 1871), blz. 350. |
|
| |
Zeventiende hoofdstuk
Blz. 176 motto: Arent van Halmael (1788-1850), beoefenaar van de Friese geschiedenis en oudheidkunde, toneelschrijver en dichter. Zijn gedichten zijn gepubliceerd in een aantal almanakken en jaarboekjes.
de vervolgden [...] toegezegd: Matth. 5:10. |
|
Blz. 177 haar leven [...] behouden: Mark. 8:35.
de heilige uit de legende: de heilige Dorothea, in het gedicht ‘De paradijsroos’ van Jacob van Lennep. In: Gedichten, Amsterdam 1827, blz. 104. |
|
Blz. 179 Hetrurisch aardewerk: Etruskisch aardewerk, waarvan ook in Nederland resten zijn gevonden. |
Blz. 180 Ik zal de kelk drinken: Hermingard herinnert hier aan Jezus in de hof van Gethsemane (Matth. 26:39).
onbepaald gebied: onbegrensde heerschappij. |
de Apostel des Heren: Petrus, die Jezus verloochende. |
|
Blz. 181 Het is volbracht!: Joh. 19:30.
door Christus [...] gewin zijn: Fil. 1:21. |
|
| |
| |
| |
Achttiende hoofdstuk
Blz. 183 motto: uit het gedicht ‘Aan de ontluikende jeugd’ door Willem Bilderdijk. In: Gedichten v (Haarlem 1857), blz. 429.
zijn lieve [...] in de Here: zoals Paulus zijn leerling Timotheus noemt (1 Kor. 4:17). |
|
Blz. 184 het is een arm en ijdel verhaal [...] boeit: een verhaal dat enkel de nieuwsgierigen weet te boeien, is pover en zinledig.
Een schoon [...] verhaal: bij de kerkgeschiedschrijver Eusebius medegedeeld. Sommige mijner lezers zullen er zich Herders legende bij herinneren. Omtrent Gajus en Dioth[r]ephes raadplege men Joannes' brieven. [Dr.]
De legende van Joannes en Theagenes wordt door Eusebius geciteerd uit een verhandeling door de kerkvader Clemens van Alexandrië (Historia Ecclesiastica iii, 23). Drost volgt deze versie op de voet, zij het gelardeerd met historische verwijzingen en bijbelcitaten. J.G. Herder heeft het verhaal bewerkt onder de titel ‘Der gerettete Jüngling’. Zie Kamphuis 1975. |
|
Blz. 185 Domitianus: Romeins keizer van 51-96, bekend door zijn tiranniek bewind en christenvervolging, vermoord door zijn ondergeschikten.
Patmos: het eiland ten zuidwesten van Milete, waar de verbannen Johannes de Openbaring schreef. |
dat die getrouw is [...] worden: Openb. 2:10. |
Nerva: Romeins keizer van 22-98, bekend door zijn milde beleid. |
wier arbeid [...] lijdzaamheid: Openb. 2:2. |
Gajus, tot wie Johannes een brief richt (3 Joh. 9). |
Diotrephes: de Ephezer die de brief aan Gajus niet in ontvangst wilde nemen (3 Joh. 9). |
Smirna [...] rijk was: Openb. 2:9. |
|
Blz. 186 als een getrouwe dienstknecht [...] arbeiden: Matth. 20.
|
| |
| |
het zegel des Heren: de doop. |
het zaad [...] gevallen: Matth. 13:5. |
een Demas: 2 Tim. 4:10. |
|
Blz. 187 het verdonkerde goud: Jer. 4:1.
die staat [...] valle: 1 Kor. 10:12. |
Waak en bid: Luk. 21:36, 12:40; Matth. 24:42; 25:13; Mark. 13:33; Thess. 5:6. |
|
Blz. 188 Vader! [...] tegen u: Luk. 15:18 en 21. |
Blz. 189 vaag: bloei. |
Blz. 190 Macarius: Makarios i, bisschop van Jeruzalem (ca. 313-334), ontdekte het graf van Jezus en werd door Konstantijn belast met de stichting van de kerk van het Heilige Graf. |
Blz. 191 Zonden als scharlaken [...] sneeuw: Jes. 1:18.
gelik David [...] toeriep: Nathan, de zoon van David, brengt met deze woorden zijn vader diens zonde met Bathseba onder het oog (2 Sam. 7:2). |
|
| |
Negentiende hoofdstuk
Blz. 194 motto: uit het toneelwerk Agon, Sultan van Bantham, door Onno Zwier van Haren, derde bedrijf, negende toneel (Drost heeft de tweede druk uit 1773 gebruikt). |
Blz. 196 priem en dagge: dolk en degen. |
Blz. 197 doodse feestviering: zie Tacitus, Germania 17. |
Blz. 198 De Heer is goed!: Ps. 25:8. |
Blz. 199 zalig zijn de doden [...] sterven: Openb. 14:13. |
Blz. 200 Zijn Samuels jeugd: de profeet Samuel werd reeds op jeugdige leeftijd door zijn moeder afgestaan voor de dienst des Heren in het heiligdom te Silo (1 Sam. 1).
het gebed van de bedrukte: Ps. 102 wordt in de Statenvertaling ingeleid als het gebed van de verdrukte ‘als hij overstelpt is en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des Heren’. |
|
| |
| |
| |
Twintigste hoofdstuk
Blz. 201 motto: uit Ossians Temora, book vii (ed. Macqueen ii, blz. 200). |
Blz. 202 richten: spreken recht.
|
Blz. 203 bekwaam: flink. |
Blz. 204 straks: even later. |
Blz. 205 een held [...] gelijk: als een Ossiaanse held. Een specifieke passage waarop de volgende regels teruggaan heb ik niet gevonden; voor de elementen waaruit de entourage is opgebouwd zijn vele parallellen bij Ossian te vinden. |
Blz. 207 stenen sieraad: sieraad uit edelgesteenten.
Fausta: de echtgenote van Konstantijn de Grote. |
|
Blz. 210 de onrustige: de verontruste. |
| |
Eenentwintigste hoofdstuk
Blz. 212 motto: uit de berijmde vertelling ‘Aristus en Ismeene’ van Willem Bilderdijk. In: Dichtwerken i (Haarlem 1856), blz. 365.
Waar God is [...] kwekeling: uit het traktaat De patientia van Tertullianus (xv, 6). |
boos: zondig. |
|
Blz. 213 Antonius: verbond in 304 het eerst zijn volgelingen aan een monniken-regel. Hij leefde tot in de helft der vierde eeuw. [Dr.] De H. Antonius (251-356), zoon van welgestelde ouders, gaf gevolg aan de bijbelse opdracht zijn bezit weg te schenken (Matth. 19:11) en bekeerde zich tot een ascetisch kluizenaarsbestaan in de woestijn van Thebe, alwaar de traditie hem een zware strijd met demonen heeft laten voeren; hij ontving er zeer veel leerlingen en vond vele navolgers. |
Blz. 214 Aurelianus: keizer van 270-275; zijn opvolgers voerden een tamelijk tolerant beleid ten opzichte van de christenen, tot onder Diocletianus de vervolging weer in alle hevigheid begon.
|
| |
| |
vennoten: stamgenoten en vrienden. |
|
Blz. 216 Nicodemië: onder Diocletianus werd deze op de grens van Europa en Azië gelegen stad verfraaid en verheven tot keizerlijke residentie.
Perzische oorlog: in 283/4 begonnen de Romeinen een aantal campagnes tegen Perzië, die in 303 door Diocletianus met een overwinning werden beëindigd. |
die dagen: op 28 februari 303 vaardigde Diocletianus het eerste van zijn edicten tegen de christenen uit, waarna hun bezit werd geconfisqueerd, hun kerken vernietigd en bijbels verbrand werden en velen die hun geloof niet herriepen, werden gedood. |
de eerwaardige bisschop: Authimus, als martelaar onthoofd in het jaar 303. [Dr.] Men leze echter: Anthimus, wiens terechtstelling in Nicodemië door Eusebius wordt beschreven (Historia Ecclesiastica viii, 6). |
de tienjarige vervolging: van 303-313, het jaar waarin Konstantijn door het edict van Milaan de christenen in hun rechten herstelde. |
vier boetegraden: de eerste, wanneer de boetelingen aan de kerkdeur stonden en de voorbidding der vromen verzoeken moesten. De tweede, wanneer zij om het Goddelijk woord te horen, in het voorportaal mochten staan, tot de aanvang des gebeds. De derde graad bepaalde, dat de boetenden bij de gebeden, welke anderen staande uitspraken, zouden nederknielen. Bij de vierde werd hun alleen nog de deelneming aan het avondmaal ontzegd. [Dr.] |
|
| |
Tweeëntwintigste hoofdstuk
Blz. 221 motto: uit Germanicus van Lucretia Wilhelmina van Merken (boek vii, blz. 174).
het denkbeeld van Ignatius [...] heersen: Ignatius, bisschop van Antiochië (gestorven vóór 117) schreef onderweg naar het door hem vurig begeerde martelaarschap in Rome een aantal
|
|
| |
| |
brieven, onder andere aan Polycarpus, de bisschop van Smyrna, en aan de christelijke gemeente te Rome. Uit deze laatste brief wordt hier geciteerd (6,1). In: W. Bauer/H. Paulsen [Red.], Die Briefe des Ignatius von Antiochia [...] (Tübingen 1985), blz. 75. |
|
Blz. 224 de seraf: engel van de verhevenste rang, die in de onmiddellijke nabijheid van God vertoeft. |
Blz. 225 zorgelijke: zorgzame. |
Blz. 226 met Gessner [...] schoon: Salomon Gessner (1730-1788), Zwitsers auteur van zeer populaire idyllen. Het citaat is uit de idylle ‘Daphnis’. In: M. Birchner [Hrsg], S. Gessner's Schriften (reprint Zürich 1762), Bd. ii, iii. Teil, blz. 12.
De Heer [...] wolle: Ps. 147:16. |
gadeloze: weergaloze. |
Al waren [...] scharlaken: Jes. 1:18. |
|
Blz. 227 gulden appelen [...] schalen: Spr. 25:11.
Maguntiacum en Colonia Agrippina: Mentz [tegenwoordig: Mainz] en Keulen. [Dr.] |
|
Blz. 228 Ontbonden [...] zijn: Philipp. 1:23. |
| |
Drieëntwintigste hoofdstuk
Blz. 231 motto: uit Spieghel historiael door Lodewijk van Velthem, de Brabantse monnik die begin veertiende eeuw het gelijknamige historiewerk van Jacob van Maerlant voortzette. In: ed. H. van der Linden, W. de Vreese en P. de Keyser dl. ii (Brussel 1931), Boek iv, cap. 33, r. 21. Het citaat behelst een befaamde vloek, ‘Paterne dieu’, door Artois tijdens de Guldensporenslag uitgesproken. Drost heeft stellig de corrupte lezing uit de editie Le Long (1727) onder ogen gehad: misschien heeft hij het ‘diet’ gelezen als een vervoeging van ‘dieden’ (vertellen).
Lares: Romeinse huisgoden. |
|
Blz. 232 Loof de Here mijn ziel!: Ps. 103:1. |
Blz. 233 lief [...] harte!: 1 Tim. 1:5.
|
| |
| |
ziet [...] wonen: Ps. 133:1. |
zocht zich [...] te handhaven: streefde er veel minder naar die voorrang te behouden in het uitvoerig verhalen (van beider lotgevallen). |
de berkemeier: drinkbeker uit een berketak gesneden. |
|
Blz. 235 in geest en waarheid: Joh. 4:23-24.
Helena: Konstantijns moeder, meest vermaard door de aan haar toegeschreven kruisvinding [de ontdekking van het kruis waaraan Jezus gestorven is]. [Dr.] |
Mediolanum: Milaan, evenals Nicodemië onder Diocletianus tot residentie verheven. Konstantijn prefereerde deze residenties boven Rome. |
Labarumdrager: drager van de keizerlijke standaard, een ereambt slechts weggelegd voor vijftig elitesoldaten: het kruisteken op het labarum had de reputatie hen onkwetsbaar te maken; Drosts beschrijving van de standaard komt geheel overeen met de gegevens die Gibbon verstrekt (Decline and fall, Vol. ii, blz. 301). |
|
Blz. 236 een tweespalt des Keizers [...] Licinius: in 323 openlijk uitgebroken. Konstantijn zegepraalde in 324. [Dr.]
Chrysopolis: in de slag bij Chrysopolis (1823) werd Konstantijns rivaal Licinius, caesar van het Oostromeinse Rijk, verslagen. |
de tiran: Licinius onderdrukte op zijn grondgebied, in weerwil van het edict van Milaan, de christenen. |
genade kwam bidden: na zijn nederlaag werd Licinius diep vernederd: knielend moest hij Konstantijn om vergiffenis vragen, waarna hij naar Thessaloniki werd verbannen en aldaar vermoord (E. Gibbon, Decline and fall i, blz. 440). |
de dood van Caesar Crispus: de zeer geziene zoon van Konstantijn werd tijdens de viering van het regeringsjubileum in 1823 gearresteerd en weggevoerd naar Pola in Istria, waar hij enige tijd later werd gedood. Als aanleiding wordt genoemd een valse aanklacht van zijn stiefmoeder Fausta, die hem ervan
|
|
| |
| |
beschuldigde haar verleid te hebben. (E. Gibbon, Decline and fall ii, blz. 205-207). |
een eenzame streek: de meest waarschijnlijke gissing noemt Pola. [Dr.] |
|
Blz. 237 Potiphars vrouw: de vrouw van Potifar, de Egyptische lijfwacht, die haar hofmeester Josef van een zelfde vergrijp betichtte als Fausta Crispus deed (Gen. 37).
Optatius en Nepotianus: zwagers van Konstantijn, gehuwd met zijn zusters Anastasia en Eutropia. |
|
Blz. 238 een zoon der dwaze ijdelheid: de beschrijving van kledij en kapsel van Konstantijn bij deze gelegenheid komt bijna woordelijk overeen met de hekelende weergave bij Gibbon (Decline and fall ii, blz. 205).
Heliogabalus: aanvankelijk priester van de zonnegod te Smyrna, later keizer van Rome (218-222), bekend om zijn decadente levensstijl; de vergelijking van Konstantijn met Heliogabalus komt voor bij Gibbon (Decline and fall ii, blz. 205). |
geelgeverfde lokken: wellicht een herinnering aan het eerder aangehaalde sermoen van Tertullianus, die in het bijzonder de gewoonte laakt het haar met saffraan te blonderen in een imitatie van de Germaanse vrouwen. Zie aant, bij blz. 132. |
Neroniaanse: zie Gibbon, Decline and fall ii, blz. 212. |
|
Blz. 239 Dit is [...] gedaan: Ps. 118:23. |
Blz. 240 Wat ons ook gebeure [...] sterkte: Ps. 31:5. |
Blz. 241 de Vader der lichten [...] daalt: Jak. 1:17. |
Blz. 242 draagt [...] ongelovige: 2 Kor. 6:14. |
| |
Vierentwintigste hoofdstuk
Blz. 243 motto: uit het gedicht ‘Aan Sophia’ van Rhijnvis Feith (1753-1824). In: Oden en gedichten iii (Zwolle 1824), blz. 62.
Keer tot rust [...] welgedaan: Ps. 16:7. |
|
Blz. 244 Ons kroost [...] Rijnbad: toespeling op een soort van
|
| |
| |
waterproef, aan welke de jonggeborenen bij de Batavieren blootgesteld werden. [Dr.]
Lactantius: De beroemde kerkvader L.C. Lactantius Firminianus, omstreeks 335 [sic] gestorven. [Dr.] Lucius Caecilius Firmianus Lactantius (ca. 250-ca. 325), retor onder Diocletianus, bekeerde zich tot het christendom en werd door Konstantijn rond 317 als opvoeder van Crispus naar Trier geroepen. In zijn hoofdwerk Divina institutiones (waarvan het eerste boek de titel draagt ‘De falsa religione’) verdedigt hij in gesprek met twee heidenen het christendom tegenover de ongerijmdheid van het veelgodendom. |
|
Blz. 246 de bruilofttocht: de bruiloftsstoet; zie Tacitus, Germania 18.
Camillus: Camillus heette de bruilofttochtgeleider bij de Romeinen. [Dr.] Over deze en andere legenden rond Camillus (400-370 v. Chr.) zie R.G. Mommsen, Römische Geschichte i, blz. 330-334. |
|
Blz. 247 Zie wapen en speer: ook deze behoorden, gelijk het vooropgenoemde [het koppel ossen en het geteugelde paard] tot de geschenken, welke de bruid aangeboden werden, en voor wier behoud zij in des eega's zorg moest delen. Zie Tacit[us], Germ[ania] 18. [Dr.]
in de mens een welbehagen: Luk. 2:14. |
|
Blz. 249 de Darthula van Batavië: een Schotse schone, in de dichtstukken geroemd, welke Ossian toegeschreven worden. [Dr.]
de Caecilia's: de Heilige Cecilia (Romeins martelares uit de derde eeuw), patrones der muziek, wordt in de christelijke kunst afgebeeld met een harp (ook het instrument van de Ossiaanse Darthula). |
Wie volhardt [...] worden: Matth. 24:13 en Mark. 13:13. |
|
| |
Vijfentwintigste hoofdstuk
| |
| |
Blz. 254 motto: slotregel van Vondels Gijsbrecht van Aemstel. |
Blz. 255 roos- en leliestruiken: bloemen met een traditionele symboolwaarde van zuiverheid en liefde.
Een brede regenboog: symbool van het verbond van God met zijn volk, teken van hoop (Gen. 9:13). |
|
Blz. 256 Konstantinopolis: in 330 werd Byzantium door Konstantijn de Grote verheven tot de nieuwe hoofdstad van het Romeinse Rijk en herdoopt tot Konstantinopel.
Gregorius van Nazianze: Grieks kerkvader (gestorven 389), aanhanger van de orthodoxe leer der drievuldigheid. |
het dal Mamre: Eusebius maakt gewag van een schrijven van Konstantijn de Grote aan Macarius, bisschop van Jeruzalem, waarin hij deze opdracht geeft in het dal van Mamre, de woonplaats van Abraham, een christelijke basiliek te stichten (De vita Constantini i, cap. iii, i). |
Al de deugden [...] voorschrijft: in Paulus' brieven in het algemeen, maar in het bijzonder in een brief aan zijn pupil Timotheus in Efeze, waarin hij de christelijke leraar een onberispelijke levenswandel voorhoudt (1 Tim. 3:1-7). |
met blijdschap: Hand. 8:39. |
|
|
|