Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] De ledige Plaats. Verdwenen is hij langs reeds; maar Ik kan hem niet vergeten toch, Hij zat op de eerste banke daar, - De brave jongen! - weet ge 't nog? Ik kan hem niet vergeten toch, Ik zie zijn vriendelijken lach; De brave jongen! - weet ge nog Hoe hij met ons te leven plag? Ik zie zijn vriendelijken lach; Ik hoor zijn stemme hel en klaar. Hoe hij met ons te zingen plag, Herinnert gij u wel, niet waar? Ik hoor zijn stemme, hel en klaar, Zich mengend in ons kinderkoor. O dat was aangenaam, niet waar? Dat drong tot in ons harte door! Ik hoor zijn' stemme, hel en klaar, Niet meer. Er kwam een droeve dag, - Hij zat op de eerste banke daar - Weg waren zang en gulle lach! De koortse greep hem aan, dien dag: Wat was hij bleek, wat was hij krank! Weg waren zang en gulle lach, Stom zat hij daar, op zijne bank. [pagina 101] [p. 101] Wat was hij bleek, wat was hij krank! Wij hebben hem naar huis geleid, ‘Bewaar mijn' plaats op de eerste bank!’ Heeft hij al weenend ons gezeid. Wij hebben hem naar huis geleid; Och! als ik alles overweeg... Hij heeft zijn afscheid ons gezeid: - Zijn' plaats is hier nog altijd leêg! Vorige Volgende