Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] De Vogel, de Muis, de Visch, de Mug en de Spinne. De vogelvanger piept en fluit: Daar fladdert de mees den hazelaar uit. En eer ze er op dacht, daar valt het net. Ach had ze hierop wat beter gelet! Hoe ritselt de muis, hoe snuffelt zij rond: Zoo zij naar het spek den ingang maar vond! Maar komt ze daaraan, ze zit in de val, Van spijt smaakt het spek haar zoo bitter als gal. Daar krinkelt een worm, zoo malsch zoo dik; Het vischje zwemt bij, zabbert, bijt-en: -kwik! Een schokje der lijn, de visch hangt er aan, 't Is met zwemmen, zabbren, bijten, gedaan! 's Avonds, wanneer het kaarslicht glanst, Dan komt de mug, die vliegt, wipt, danst Al dichter en dichter om 't schoone licht, Tot zij met verbrande vleugels daar ligt. De spinne spant haar web, en zie: Daar komt in volle vlucht de bie; Zij slaat op het dunne weefsel geen acht, En is weldra om het leven gebracht. Vorige Volgende