Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Minnekepoes en Baron. Alleen Op eenen steen Zit, stil en koes, Minnekepoes, En kijkt naar 't zonnelicht, Dat zijne stralen richt Vlak in Minnekepoes heur gezicht. Zij knijpt de oogen dicht, Lekt zich, Rekt zich, Strekt zich, Legt zich, Recht zich, Krabt naar de vlooitjes, Kapt en snapt naar strooitjes, Of houdt de pootjes Zeer mooitjes [pagina 79] [p. 79] Te zamen, Gelijk de voorname damen. Terwijl ze bedaard Heuren staart Bestaart Die langzaam heen en weder vaart. Nu spitst ze hare knevels Net als de kater met de stevels, Alsof zij óók eene gelaarsde kat In hare familie had. Ei hoe fier Is het dier! Met wat plezier Zit het hier Te pronken En te ronken! Daar komt uit het huis, Met veel gedruis, Gegrol en geblaf, Baron, op een draf, Recht op de kat af. De hond Loopt rond En bast: ‘Hom hom!’ Het katje keert zich om. Hij blaft: ‘Boe boe!’ De kat knijpt de oogen toe. Baron zegt met een snauw: ‘Hauw, hauw!’ Het katje vraagt: ‘Miauw?’ [pagina 80] [p. 80] Baron tiert, raast: Het katje blaast. Baron kijkt woest: Minnekepoes poest, Kromt den rug Als eene brug, Houdt zich stug, Wipt vlug Baron op Den kop, Krolt, mauwt, Krabt, krauwt, Zoo vinnig en gauw, Dat, bij iederen krauw, Het bloed springt uit den muil, En dat Baron, met gehuil, Zich wentelt in stof en vuil. Dit gaat al straffer om straffer; De blaffer Wordt laffer om laffer. Hij neemt de vlucht, met gejank, Half blind en mank, Zonder te zeggen: Dank! Minnekepoes zit weer alleen Op den steen; Zij schijnt te vragen: ‘Waar is Baron heen?’ Vorige Volgende