Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] In den Winter. Daar is de koude Winter weer; De vijver is vol ijs. Nu zijn er geene bloemen meer, De velden zijn nu niet meer groen, Maar grauw en grijs. Waar zijn de vliegen, klein en groot, Die fladderden zoo vlug? De meeste vliegen zijn al dood. Zij zien het aangenaam seizoen, De lente, niet terug. Zijn vlieg en vlinder nu gestorven, Zijn al de wespen ook verdorven, De bieën zitten in de korven En hebben daar nog lekkre spijs; Zij spaarden voor den langen Winter En handelden zeer wijs. Is weer de lieve Lente daar, Dan vliegen zij vlug uit: Zij ronken in den appelaar, Den kerselaar, den pruimelaar, In beemden en in velden, Op alle bloem en kruid. Nu is de koude Winter daar, De vijver is vol ijs, Nu zijn er geene bloemen; maar Nog twee, drie maanden, - en de wei Is weer van bloemen grijs. Vorige Volgende