Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] De Bron. Het was zoo stikkend heet, Het was in vollen oogst. Drie jongens speelden nog En liepen, met den reep, De straat op, dat het stoof. Zij wisten daar niet van: Ze waren vlug en kras; Ze lachten de andere uit, Die bij den lindeboom, In 't lommer, rustig ‘paar Of onpaar’ deden. - ‘Ei Hoe flauw! Klein-kinderspel! De zonne maakt hen bang! Wel zijn dat jongens? Neen 't Zijn meisjes! - Blijft maar daar, Slaat onze mutsen gâ. Eens zweeten is gezond: Wij reepen, om ter eerst, Naar gindsche koele bron En drinken daar naar lust! [pagina 63] [p. 63] - Wacht! eerst den halsdoek af! En nu in gang: al een, Al twee, al drij!’ Dat vloog Er door, gelijk de wind. August was eerst voorop; Maar Bartel weerde zich Zoo zeer, dat hij bijkans Hem ingehaald had, toen Hij struikelde. August Keek om, en zóó schoot Ernst Hen als een pijl voorbij. Hij ijlde hijgend voort, Tot aan de koele bron; Hij liet zich vallen op Den boord, en slurpte en zwolg, Als wilde hij den put Leegdrinken, hij alléén. De makkers kwamen aan... Hij hief het hoofd op, fier Op zijne zegepraal. Maar God! wat wordt hij bleek! - ‘Ach Ernst, wat hebt gij vriend?’ Hij wankelt, zucht ‘Naar huis’ En tastend naar een' steun Zakt hij ineen....... ........ Helaas! De sterke flinke knaap, De jongen, zoo vol vuur [pagina 64] [p. 64] En lust, - nu lag hij daar, In zwijm, koud als een lijk! Helaas! en toen men hem Naar huis bracht en den arts Bij hem riep, - schriklijk uur Voor de arme moeder! - zweeg De man, op hare vraag ‘Zal hij genezen?’..... ........... Daar In 't lindelommer zijn De jongens weer bijeen: Ze zeggen stil, dat Ernst Begraven wordt vandaag, En kijken vol van vrees Naar gindsche koele bron, Waar hij zich dood aan dronk, Door onvoorzichtigheid! Vorige Volgende