Dit zijn zonnestralen(1873)–Jan van Droogenbroeck– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] De Jongen en de Bie. Piet Wijsneus zag een bietje vliegen. Hij sprak: ‘He! wel gij aardig dier! Mijn vader zegt, dat gij kunt steken; - Daarvan geloof ik niet een zier! Wel steek maar, zoo ge durft, gij bieken; Ik ben van u toch niet vervaard. - Zoudt gij het wagen, mij te steken? Ge zijt niet eens een slagje waard! Ik blaas op u, gij zijt verdwenen, Een vingerknip, en gij zijt dood. Vrees gij voor mij: ik moet niet vreezen, Want gij zijt klein en ik ben groot! Zeg, wil ik u eens knappen, vliegsken? Wel kom maar hier, mijn beestje: Ei! Mijn duim!’ zoo riep de jongen, En liep naar huis met groot geschrei. Uw vader kent zeer vele zaken; En zegt hij: ‘Jongen, doe dit niet!’ Wees dan gehoorzaam, beste vriendje, Wilt gij niet varen zooals Piet. Vorige Volgende